Les 8 Culturele verschillen in verbale- en non-verbale communicatie

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Verbaal en non-verbaal
p. 91

Slide 2 - Slide

Verbaal communiceren = met woorden.
➡️ Alles wat we zeggen of schrijven: praten, bellen, mailen, appen…
Non-verbaal communiceren = zonder woorden.
➡️ Alles wat we uitdrukken met ons lichaam, stem of gedrag:
gezichtsuitdrukking, houding, gebaren, oogcontact en toon van de stem

afstand die je houdt

Slide 3 - Slide

Bingo!
Herken je de non-verbale interactie? Streep door. 
Roep "Bingo!" als je vier op een rij haalt.

Slide 4 - Slide

Non-verbale communicatie interpreteren
p. 91

Slide 5 - Slide

Lees met je schouderpartner de drie teksten luidop.
p. 91

Slide 6 - Slide

Conclusie
Non-verbale communicatie is cultureel bepaald.
Wat in het ene land een vriendelijk of positief gebaar is, kan in een ander land juist onbeleefd, vreemd of beledigend zijn.

Slide 7 - Slide

💡 Kort samengevat
  • Non-verbale signalen (zoals lachen, duimen, knikken…) betekenen niet overal hetzelfde.
  • Je lichaamstaal wordt beïnvloed door cultuur, gewoonten en waarden.
Daarom is het belangrijk om gevoelig te zijn voor context en niet zomaar aan te nemen dat iedereen jouw gebaren op dezelfde manier begrijpt.

Slide 8 - Slide

Hoe zou jij volgende situaties als non-verbale communicatie interpreteren?
p. 92

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Oogcontact maken
Westen
  • oogcontact maken tijdens gesprek
  • inschatten of we mensen kunnen vertrouwen
Aziatische en Afrikaanse cultuur
  • oogcontact onbeleefd bij ongelijke status, staren = domineren
Oosterse cultuur
  • ogen neerslaan = getuigen van respect

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

V-teken
  • Teken van Victorie  - Geallieerden tijdens WOII
  • Pacifisten - vredesteken
  • Omgedraaid = middelvinger opsteken in sommige landen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Oké
  • Westen: oké
  • Frankrijk: nul
  • Japan: geld
  • VS: oké - nu haatsymbool WP (white power)

Slide 15 - Slide

Verbale communicatie
p. 91

Slide 16 - Slide

Je beluistert een interview met Katarzyna Wiercinska. Zij legt uit waarom sommige mensen het Pools een botte taal vinden.

Slide 17 - Slide

2. Waarom vonden haar Vlaamse vrienden haar te bot?

Slide 18 - Slide

2. Waarom vonden haar Vlaamse vrienden haar te bot?
In het Pools gebruikt men vaker imperatieven. bv. 'Geef me de melk!'. In Vlaanderen zouden we eerder zeggen: 'Zou je me de melk even willen geven, alsjeblieft?'

Slide 19 - Slide

3. Wat bedoelt ze met 'Onze moedertaal is ons referentiepunt'?

Slide 20 - Slide

3. Wat bedoelt ze met 'Onze moedertaal is ons referentiepunt'?
We denken dat andere talen hetzelfde zijn als onze taal. We vertalen gewoon uit onze eigen taal, maar negeren daarbij verschillen in stijl.

Slide 21 - Slide

3. Wat bedoelt ze met 'de gewenste  communicatiestijl'?

Slide 22 - Slide

3. Wat bedoelt ze met 'de gewenste  communicatiestijl'?
De stijl waarmee je communiceert hangt af van je taal, maar ook van de situatie. Elke taal heeft regels die voorschrijven welke woorden of uitdrukkingen gewenst zijn in welke situatie.

Slide 23 - Slide

4. Wiercinska's vriend noemt haar stijl 'telegrafisch'. Wat bedoelt hij daarmee?

Slide 24 - Slide

4. Wiercinska's vriend noemt haar stijl 'telegrafisch'. Wat bedoelt hij daarmee?
Hij bedoelt hiermee dat het Pools kortaf is. De boodschappen zijn zo kort als een bericht van de telegraaf.

Slide 25 - Slide

5. In het interview komen ook verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders aan bod. Welke verschillen stelt ze vast?

Slide 26 - Slide

5. In het interview komen ook verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders aan bod. Welke verschillen stelt ze vast?

Vlamingen zijn minder direct in:
  •  de inhoud (komen minder snel voor hun mening uit)
  • de vorm (beleefder, u-vorm)

Slide 27 - Slide

6. Sluit het Pools eerder aan bij het Nederlands van de Nederlanders of dat van de Vlamingen?

Slide 28 - Slide

6. Sluit het Pools eerder aan bij het Nederlands van de Nederlanders of dat van de Vlamingen?
Beide: Polen zijn direct in vorm maar indirect in inhoud.

Slide 29 - Slide

Falende communicatie
p. 94

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Vier criteria van geslaagde communicatie

  1. Duidelijkheid: eenduidig en aansluiten bij doelpubliek
  2. Gepastheid: beleefd en zonder overbodige details
  3. Aantrekkelijkheid: uitnodigend zowel inhoudelijk als vormelijk
  4. Correctheid: geen inhoudelijk fouten of taalfouten.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Een leraar zegt: “Schrijf een essay over ‘vrijheid’.”

Sommige leerlingen interpreteren vrijheid als politieke vrijheid, anderen als persoonlijke keuzes.

A
psychologische ruis
B
semantische ruis
C
mechanische ruis

Slide 35 - Quiz

Twee leerlingen ruziën: één zegt iets grappigs over een schoolregel, de ander is al boos door eerdere ruzie.

De opmerking wordt als beledigend ervaren.

A
psychologische ruis
B
semantische ruis
C
mechanische ruis

Slide 36 - Quiz

Een docent stuurt een belangrijke mededeling via e-mail, maar er staat een typfout in het tijdstip van het tentamen.

Leerlingen komen te laat of missen de toets.
A
psychologische ruis
B
semantische ruis
C
mechanische ruis

Slide 37 - Quiz

Taak Falende communicatie
Geef je mening!

Slide 38 - Slide