What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
zien & doen, gaan, stam op -t
zien, doen, gaan, staan, slaan
zien
doen
gaan
ik
zie
doe
ga
jij - hij/zij
ziet
doet
gaat
meervoud
zien
doen
gaan
zien, doen
gaan, staan, slaan
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Okan
Secundair onderwijs
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
zien, doen, gaan, staan, slaan
zien
doen
gaan
ik
zie
doe
ga
jij - hij/zij
ziet
doet
gaat
meervoud
zien
doen
gaan
zien, doen
gaan, staan, slaan
Slide 1 - Slide
GOED
FOUT
ik zi
jij ziet
ik ga
ik do
wij gan
hij staat
zij doet
ik staa
jij slaat
Slide 2 - Drag question
Ik _____ een veld vol bloemen.
(ZIEN)
A
zi
B
zie
C
zit
D
ziet
Slide 3 - Quiz
Hij _____ niks tijdens het weekend.
(DOEN)
A
do
B
doe
C
dot
D
doet
Slide 4 - Quiz
Jij _____ er goed uit!
(ZIEN)
A
zi
B
zie
C
zit
D
ziet
Slide 5 - Quiz
Wij _____ een paard.
(ZIEN)
A
zie
B
zien
C
ziet
D
zienen
Slide 6 - Quiz
Ik _____ mijn best.
(DOEN)
A
do
B
doe
C
dot
D
doet
Slide 7 - Quiz
Ik _____ op de bal.
(SLAAN)
A
sla
B
slaa
C
slaan
D
slat
Slide 8 - Quiz
Ik _____ naar Brussel.
(GAAN)
A
ga
B
gaa
C
gaan
D
gat
Slide 9 - Quiz
Jij _____ naar Gent.
(GAAN)
A
ga
B
gaa
C
gat
D
gaat
Slide 10 - Quiz
Hij _____ in de rij.
(STAAN)
A
sta
B
staa
C
staat
D
stat
Slide 11 - Quiz
Jullie _____ naar de dierentuin.
(GAAN)
A
ga
B
gaan
C
gaat
D
gaa
Slide 12 - Quiz
v-> f / z->s
v-> f / z->s
schrij
v
en
reizen
ik
schrij
f
rei
s
jij - hij/zij
schrij
f
t
rei
s
t
meervoud
schrij
v
en
rei
z
en
Slide 13 - Slide
GOED
FOUT
ik schrijf
jij schrijvt
wij schrijfen
wij verhuizen
ik verhuis
ik omhels
zij wijzt
jij durft
hij wuift
Slide 14 - Drag question
Ik _____ de gele kaft.
(KIEZEN)
A
kiez
B
kies
C
kiest
D
kiezen
Slide 15 - Quiz
Jij _____ de rode kaft.
(KIEZEN)
A
kiezt
B
kies
C
kiest
D
kiezen
Slide 16 - Quiz
Wij _____ samen een katje.
(KIEZEN)
A
kiezt
B
kiesen
C
kiest
D
kiezen
Slide 17 - Quiz
Ik _____ niet spreken voor de hele klas.
(DURVEN)
A
durv
B
durf
C
durft
D
durven
Slide 18 - Quiz
Jij _____ in een boom klimmen.
(DURVEN)
A
durv
B
durf
C
durft
D
durven
Slide 19 - Quiz
Jullie _____ zitten op jullie stoel.
(BLIJVEN)
A
blijfen
B
blijven
C
blijft
D
blijv
Slide 20 - Quiz
Ik ______ naar Frankrijk.
(VERHUIZEN)
Slide 21 - Open question
Jij ______ naar Italië.
(VERHUIZEN)
Slide 22 - Open question
Jullie ______ niet.
(VERHUIZEN)
Slide 23 - Open question
Ik ______ een brief.
(SCHRIJVEN)
Slide 24 - Open question
Jij ______ in je agenda.
(SCHRIJVEN)
Slide 25 - Open question
Wij ______ op papier.
(SCHRIJVEN)
Slide 26 - Open question
stam met -t:
1 t is genoeg
ontbijten
ik - jij - hij/zij
ontbijt
wij - jullie - zij
ontbijten
Slide 27 - Slide
goed
fout
Hij ontbijt met yoghurt en fruit.
De hond bijtt.
Zij moett binnen blijven.
Oskar geniet van de muziek.
Hij kaartt met zijn vrienden.
Jij eet taart.
Slide 28 - Drag question
More lessons like this
Spelling T2L5: Ik, jij of wij
November 2025
-
14 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Les 2 VRT Sociale media
March 2023
-
70 slides
Mediawijsheid
Secundair onderwijs
EDUbox
Les 1 VRT Mobiliteit
March 2023
-
53 slides
Mediawijsheid
Secundair onderwijs
EDUbox
T4 Spelling Herhaling
16 hours ago
-
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Les 2: De list van Ambiorix
October 2025
-
23 slides
Wereldoriëntatie
Gallo-Romeins Museum
Lager onderwijs
Kommagetallen les 82/83
February 2024
-
8 slides
Wiskunde
Lager onderwijs
Learning Technique: Complete the Pie
September 2024
-
12 slides
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)
Further Education (Key Stage 5)
LessonUp Inspiration
Learning Technique: Complete the Pie
February 2025
-
12 slides
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)
Further Education (Key Stage 5)
Teaching and Learning Techniques