2BK Grammatica ZD §4 samengestelde zinnen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  Geen discussie. 

Leg je  iPad, boek, schrift en pen voor je. Log alvast in op deze LessonUP.  
Vandaag deadline webtekst!





timer
3:00

Slide 2 - Slide

Verder lezen uit je leesboek;
werken aan je webtekst 
§4: Samengestelde zinnen
Voordat we beginnen:
WELKOM 2KB
ZINSDELEN
timer
10:00

Slide 3 - Slide

In deze les gaan we:

  • Lezen + werken aan je webtekst 

  • Verder met Cursus 5: Grammatica zinsdelen;

  • Herhaling vorige les;

  • Opdrachten maken;

  • Gezamenlijk afronden.

Slide 4 - Slide

timer
10:00
Stillezen of werken of in stilte je webtekst afmaken en inleveren. 
Al ingeleverd? Goed bezig! Nog niet? Lever vóór vanavond 23.30 in. Nog niet ingeleverd: Shania, Evi, Samir, Luka en Alec. 

Slide 5 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerpen het werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Benoem de zinsdelen
"De voorstelling van Jochem Meyer was om te gieren. "

Persoonsvorm = ? 
Werkwoordelijke gezegde = ?
Onderwerp =?
timer
3:00

Slide 8 - Slide

Voegwoorden
Een voegwoord plakt woorden of zinnen aan elkaar.

-twee woorden met een voegwoord ertussen:
Wil je een kroket of een frikandel bij je patat?

-twee zinnen met een voegwoord ertussen:
Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?



Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: 
en, of, terwijl, omdat, 
zodat, nadat, als, toen, 
want, maar, dus.

Slide 9 - Slide

Theorie

Kijk mee naar de
video-uitleg.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen:


De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 12 - Slide

Samengestelde zinnen

In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. 
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.

Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

enkelvoudige zin
één persoonsvorm


samengestelde zin
twee of meer persoonsvormen
Robin sport drie keer in de week.
Omdat ik honger heb, bestel ik een grote pizza. 
Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen.

Slide 15 - Slide

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 16 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 17 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 18 - Quiz

Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 19 - Quiz

Maak van twee zinnen één zin.

Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 20 - Open question

Wat?
Basis: Cursus 5 Grammatica, Paragraaf 6: samengestelde zinnen. Maak opdracht 1 t/m 4 op blz 208-209
Kader: Cursus 5 Grammatica, Paragraaf 4: samengestelde zinnen. Maak opdracht 1 t/m 4 op blz 208-209. 
Hoe?
Je maakt de opdrachten zelfstandig. 
Hulp
4B's (brein, boek, buur, bureau)
Tijd
10 minuten. 
Klaar?
Oefen verder met paragraaf 2 en 4 in de
online trainer. 
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
10:00

Slide 21 - Slide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp
    en het 
    werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Lesdoelen

Slide 22 - Slide

Hoe kun je de persoonsvormen in een samengestelde zin vinden?

Slide 23 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 24 - Slide