HIN 2BKA Grammatica ZD §4 §6 samengestelde zinnen

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  Geen discussie. 

Leg je  iPad, boek, schrift en pen voor je. Log alvast in op deze LessonUP.  




timer
3:00

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we:

  • Verder met Cursus 5: Grammatica zinsdelen;

  • Herhaling vorige les;

  • Opdrachten maken;

  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerpen het werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.

Slide 4 - Slide

Startvraag
Lees de zinnen en beslis: is dit een enkelvoudige of een samengestelde zin? Zet achter de zin EZ of SZ. 
1. Ik hou van lezen en mijn broer kijkt graag films. 
2. De hond blaft. 
3. Toen ik thuis kwam, stond het eten al op tafel. 
4. We gingen naar het strand, maar het begon te regenen. 
Lees de zinnen en bepaal of het een EZ of SZ is. Omcirkel alle voegwoorden in de zinnen 
1. Ze rent snel weg, omdat ze te laat is.
2. Als het regent, blijven we binnen.
3. De oude vrouw met het geruite vest en de plastic boodschappentas liep langzaam door de regenachtige straat.
4. De film begon pas laat, maar ik wilde hem toch zien.
5. Onder het raam stond een oude fiets met een lekke band.
6. We gingen wandelen, hoewel het al donker werd.
basis
antwoord 
timer
8:00
kader

Slide 5 - Slide

Startvraag
Lees de zinnen en beslis: is dit een enkelvoudige of een samengestelde zin? Zet achter de zin EZ of SZ. 
1. Ik hou van lezen en mijn broer kijkt graag films. SZ
2. De hond blaft.  EZ
3. Toen ik thuis kwam, stond het eten al op tafel. SZ
4. We gingen naar het strand, maar het begon te regenen. SZ
Lees de zinnen en bepaal of het een EZ of SZ is. Omcirkel alle voegwoorden in de zinnen 
1. Ze rent snel weg, omdat ze te laat is. SZ
2. Als het regent, blijven we binnen. SZ
3. De oude vrouw met het geruite vest en de plastic boodschappentas liep langzaam door de regenachtige straat. EZ
4. De film begon pas laat, maar ik wilde hem toch zien. SZ
5. Onder het raam stond een oude fiets met een lekke band. EZ
6. We gingen wandelen, hoewel het al donker werd. SZ
basis
antwoord 
timer
8:00
kader

Slide 6 - Slide

Voegwoorden
Een voegwoord plakt woorden of zinnen aan elkaar.

-twee woorden met een voegwoord ertussen:
Wil je een kroket of een frikandel bij je patat?

-twee zinnen met een voegwoord ertussen:
Wil je een ijsje of heb je liever een broodje hamburger?



Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: 
en, of, terwijl, omdat, 
zodat, nadat, als, toen, 
want, maar, dus.

Slide 7 - Slide

Theorie

Kijk mee naar de
video-uitleg.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen:


De scooter van Klaas werd (pv) gestolen, toen hij een broodje kocht (pv).

Slide 10 - Slide

Samengestelde zinnen

In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. 
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.

Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

enkelvoudige zin
één persoonsvorm


samengestelde zin
twee of meer persoonsvormen
Robin sport drie keer in de week.
Omdat ik honger heb, bestel ik een grote pizza. 
Tip: verander de zin van tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen.

Slide 13 - Slide

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Door het donkere bos liepen vreemde, groen geverfde mannetjes.
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 14 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Wil je een ijsje of wil je een kaassoufflé?
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 15 - Quiz

Hoeveel persoonsvormen staan er in onderstaande zin?
Het kaassouffleetje dat ik gisteren at, was niet echt lekker, doordat het niet gaar was.
A
één
B
twee
C
drie
D
geen

Slide 16 - Quiz

Zware stormen krijgen van weerdienst KNMI een naam, zodat mensen de storm serieus nemen.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 17 - Quiz

Maak van twee zinnen één zin.

Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 18 - Open question

Wat?
Basis: Cursus 5 Grammatica, Paragraaf 6: samengestelde zinnen. Maak opdracht 1 t/m 4 op blz 208-209
Kader: Cursus 5 Grammatica, Paragraaf 4: samengestelde zinnen. Maak opdracht 1 t/m 4 op blz 208-209. 
Hoe?
Je maakt de opdrachten zelfstandig. 
Hulp
4B's (brein, boek, buur, bureau)
Tijd
10 minuten. 
Klaar?
Oefen verder met paragraaf 2 en 4 in de
online trainer. 
Oefenen (huiswerkopdracht)
timer
10:00

Slide 19 - Slide

  • Je weet hoe je in een zin de persoonsvorm, het onderwerp
    en het 
    werkwoordelijk gezegde kunt vinden.
  • Je weet het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Lesdoelen

Slide 20 - Slide

Hoe kun je de persoonsvormen in een samengestelde zin vinden?

Slide 21 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 22 - Slide