4.4. productieprocessen

H4 Rekenen aan reacties
§4.4 Productieprocessen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H4 Rekenen aan reacties
§4.4 Productieprocessen

Slide 1 - Slide

Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is voor de verbranding van 35,0 g buteen (C4H8(g)).

Slide 2 - Open question

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:
- Een eenvoudig productieproces weergeven in een blokschema
- Aan de hand van een blokschema een industrieel proces beschrijven
- De concentratie van een stof uitrekenen in mol per liter
- Berekeningen uitvoeren aan productieprocessen

Slide 3 - Slide

Blokschema
Reactor: Onderdeel waarin een chemische reactie plaatsvindt
Het hele productieproces geven we vereenvoudigd weer met een blokschema

Slide 4 - Slide

Voorbeeld

Slide 5 - Slide

Waarom een blokschema? 
Een blokschema geeft overzicht over hoe een  proces in zijn werking gaat. 


Blokschema:
Blokken: processen 
Pijlen : stoffen  

Slide 6 - Slide

Voorbeeld: diesel maken uit steenkool

Slide 7 - Slide

Op de pijlen van een blokschema staan:
A
Stoffen
B
Bewerkingen
C
Zowel A & B
D
Geen van deze antwoorden

Slide 8 - Quiz

We gaan nu kijken naar een voorbeeld.

In het volgende filmpje zie je hoe ze een pita broodje maken. 

Je begint met de grondstoffen en je eindigt met het pitabroodje.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Welke processen vinden er plaats?

Slide 11 - Slide

Dit is het blokschema van het filmpje

Slide 12 - Slide

Productietypen
Batchproces: Eén cyclus. De reactor wordt gevuld en product wordt gevormd.
Continuproces: Er is een continue aanvoer van beginstoffen dus het proces blijft doorgaan.

Slide 13 - Slide

Molariteit
Molariteit: Concentraties van oplossingen uitgedrukt in mol per liter

[A] = n / V

Slide 14 - Slide

§4.4 productieprocessen
Molariteit

Slide 15 - Slide

§4.4 productieprocessen
Molariteit

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 
In een oplossing van 250 ml is 20 gram citroenzuur, C8H8O7 (s), opgelost. Bereken de molariteit van citroenzuur in deze oplossing. 

Slide 17 - Slide

Opdrachten maken
- Maak §4.4 opdracht 3, 6 en 8
- Klaar? Kijk de opdrachten na met een geprint nakijkblad 
-Maak de test jezelf van paragraaf 4.4 

Slide 18 - Slide