classificatie GHZ

1 / 21
next
Slide 1: Slide
verpleegkunde ghzMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Zorgvragers in de gehandicaptenzorg kunnen verschillende stoornissen, beperkingen en handicaps hebben...

Welke stellingen zijn juist?
A
Als een zorgvrager hulp nodig heeft bij het eten, heeft hij een beperking op het gebied van verzorging.
B
Bij een beperking heeft iemand moeilijkheden met gedrag of het uitvoeren van activiteiten.
C
Een beperking kan het gevolg zijn van een handicap.
D
Een zorgvrager kan een beperking compenseren door hulpmiddelen te gebruiken.

Slide 14 - Quiz

Anna is sinds haar geboorte doof. Sinds vijf jaar is ze postbezorger.
Ervaart zij een handicap bij het uitvoeren van haar beroep?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Henk is motoragent. Door een ongeluk tijdens het paardrijden heeft hij een dwarslaesie.
Ervaar Henk een handicap bij het uitvoeren van zijn beroep?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Piet is elektricien. Sinds een paar maanden raakt hij steeds meer het gevoel in zijn handen kwijt. Ervaart Piet een handicap bij het uitvoeren van zijn beroep?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Bij mensen met een ??? verstandelijke beperking ontwikkelt de taal zich op een eenvoudig niveau.
A
Ernstige
B
licht
C
Zeer ernstig
D
matig

Slide 18 - Quiz

Een lichte / matige / ernstige / diepe verstandelijke beperking valt vaak pas op als de ontwikkeling van schoolse vaardigheden achterblijft
A
Matige
B
ernstige
C
diepe (zeer ernstige)
D
lichte

Slide 19 - Quiz

De meeste mensen met een lichte / matige / ernstige / diepe verstandelijke beperking kunnen niet praten. Het contact met de omgeving is beperkt en bestaat uit een zeer klein repertoire van reacties.
A
Lichte
B
Matige
C
ernstige
D
diepe (zeer ernstige)

Slide 20 - Quiz

Niet alle stoornissen en beperkingen zijn zichtbaar.

Noem een voordeel en een nadeel van een onzichtbare beperking.

Slide 21 - Mind map