Hoofdstuk 1 - Welkom

• NT2
• WO
• Studiejaar 6

■ zich voorstellen 

■ informatie vragen 

■ adres en land van herkomst 

■ landen / talen / nationaliteiten 

■ telwoorden 

■ alfabet 

■ spellen 

■ begroeten en afscheid nemen 

■ personaal pronomen + werkwoord

dialoog

■ wie ben je 

■ Wat is je naam 

■ hoe heet je? 

werk

werkt

werkt

werkt

werken

werken

werkt

werken

werk je

loop je

ga je

doe je

lopen

loopt

loopt

loopt

lopen

lopen

loopt

lopen

ga

gaat

gaat

gaat

gaan

gaan

gaat

gaan

doe

doet

doet

doet

doen

doen

doet

doen

non binair 

hen

ik

jij / je

u

hij, zij / ze, het, hen

wij / we

jullie

u

zij / ze

van een tot honderd

Wat is je huisnummer?

Heb je een geluksgetal?

Wat zijn de cijfers van je postcode?

Hoe oud ben je?

Wat is je geboortedatum?

Hoeveel dagen heeft een schrikkeljaar?

van een tot honderd

Wat is je huisnummer?

Heb je een geluksgetal?

Wat zijn de cijfers van je postcode?

Hoe oud ben je?

Wat is je geboortedatum?

Hoeveel dagen heeft een schrikkeljaar?

Wat is je voorletter?

Heb je een lievelingsletter?

Wat zijn de letters van je postcode?

Kun je je naam spellen?

alfabet

het alfabet

van A tot Z

Willem ... in Nijmegen.

1. werken
2. werkt
3. werk
4. werkd

... werkt Willem? In Nijmegen.

1. wie
2. wat
3. waar
4. hoe

Dorien ... een beetje Nederlands.

1. spreken
2. spreekt
3. spreek
4. sprek

... taal spreekt Dorien? Nederlands.

1. wie
2. welke
3. waarom
4. hoeveel

Jij ... niet uit Nederland.

1. komen
2. komt
3. kom
4. koom

... broers heb jij.

1. wie
2. welke
3. wat
4. hoeveel

... jij niet uit Nederland.

1. komen
2. komt
3. kom
4. koom

... zit je op Nederlandse les.

1. waarom
2. hoeveel
3. hoe laat
4. hoe lang

... laat begint de Nederlandse les.

1. waarom
2. hoeveel
3. hoe laat
4. hoe lang

Ik

ouders

grootouders

overgrootouders

schoonouders

schoonfamilie

gezin

aangetrouwd

'koude kant'

familie

kleinkinderen 

van jouw ouders

zoon

dochter

opa

oma

oefenen

oefenen