Spijsvertering

Spijsvertering
Spijsvertering
Sportmassage
hfd 8
Tractus Digestivus
1 / 122
next
Slide 1: Slide
FysiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 122 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Spijsvertering
Spijsvertering
Sportmassage
hfd 8
Tractus Digestivus

Slide 1 - Slide

Spijsvertering

Wat houdt spijsvertering in?

Slide 2 - Slide

Spijsvertering
De spijsvertering is het losmaken, opnemen en omzetten van voedingsstoffen in energie en bouwstenen voor het lichaam.

Het eten dat door de mond het lichaam binnenkomt, wordt behandeld en in kleine stukjes geknipt. Zodoende kan het lichaam alle voedingsstoffen via de dunne darm opnemen in het bloed/lymfe


Slide 3 - Slide

Spijsverteringsproces
  • inname van voedsel
  • Fijn maken / vloeibaar maken voedsel
  • Verteren / opneembaar maken voedsel
  • Opname in het bloed/lymfe
  • Stofwisseling in de cellen
  • Verwijderen van onverteerbare voedselresten 

Slide 4 - Slide

welke manier?
  • mechanisch
  • chemisch

welke 2 processen?
  • digestie
  • resorptie
Mechanisch=kauwen
Chemisch= dmv enzymen

Digestie=vertering
Resorptie= opname van stoffen door darmepitheelcellen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat gebeurt er tijdens een zware lichamelijke inspanning met de spijsvertering?
A
deze wordt gestimuleerd
B
deze wordt geremd
C
deze word eerst gestimuleerd en dan geremd
D
deze wordt eerst geremd en dan gestimuleerd

Slide 8 - Quiz

pas als het voedsel in de maag is, wordt het fijngemaakt
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

secretie is het opnemen van voedingsstoffen
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Metabolisme
Anabolisme
  • Opbouwstofwisseling
  • eiwitten als bouwstof
  • Parasympatisch = Rest&Digest
Katabolisme
  • Bedrijfsstofwisseling
  • koolhydraten en vetten als brandstof
  • (ortho)sympatisch = Fight or Flight

Slide 11 - Slide

Wat gebeurt er tijdens het anabolisme?
A
Groeiprocessen
B
Er is productie van energie voor arbeid
C
Er is verbranding van glucose voor spieractiviteit
D
geen van de antwoorden

Slide 12 - Quiz

Metabolisme is een synoniem voor Anabolisme
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Anabolisme is actief bij het (ortho)sympatisch zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Brandstoffen en Bouwstoffen
  • Koolhydraten

  • Vetten

  • Eiwitten 
Als we het over essentiële en niet-essentiële aminozuren hebben, dan zit er een verschil tussen de aminozuren die we zelf aanmaken (niet-essentieel) versus de aminozuren die we uit voeding of supplementen halen (wel essentieel). 10 essentiële aminozuren halen we uit onze voeding/supplementen
Ze dienen ook als een concentratie van energie, waarbij één gram vet meer dan twee keer zoveel energie levert als één gram koolhydraten of eiwitten
Glucose, de belangrijkste suiker, wordt naar de lever en andere weefsels getransporteerd en omgezet in energie. Extra koolhydraten kunnen worden opgeslagen als glycogeen in de lever en spieren voor toekomstig gebruik. Koolhydraten spelen dus een essentiële rol bij het leveren van energie aan ons lichaam.
-voornaamste brandstof
-zetmeel(rijst en mee) en suikers(rietsuiker, melksuiker,fruitsuiker)
-belangrijke brandstof voor oa spieren en bouwstof celmembraan
-boter-melk-spek-olie-noten
-oplosmiddel vitamine: A, D, E, K
-bouwstoffen spieren en botten
-vlees-melk-eieren-kaas-bonen-erwten
-menselijk eiwitmolecuul bevat 22 aminozuren, waarvan 12 zelf opbouwen

Slide 15 - Slide

Normale voeding verdeling
  • 60% koolhydraten
  • 25% vetten
  • 15% eiwitten 

Slide 16 - Slide

waaruit zijn koolhydraten in opgebouwd?
A
suikers
B
aminozuren
C
glycerol
D
deze worden niet gesplitst

Slide 17 - Quiz

eiwitten zijn belangrijke brandstoffen
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

onmisbare overige bestanddelen
  • Water 

  • Mineralen en spoorelementen(zouten/elektrolyten)

  • Vitaminen
-60% watergehalte in lichaam
-oplos-transportmiddel
-regulering bloeddruk en vertering
-constante lichaamstemperatuur(transpiratie)
-calcium en magnesiumfosfaat voor beenderen
-ijzer in Hb
-Jodium in het schildklierhormoon
-verschillende zouten om de PH in balans te houden
-waarborgen de normale werking organen
-onvoldoende = avitaminosen
-in vet oplosbaar: A, D, E, K
-in water oplosbaar: B, C
- lichaam kan zelf vitamine, K, D, en deels A en B3 maken

Slide 19 - Slide

Vitaminen

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

vet is nodig om bepaalde vitaminen op te kunnen nemen
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

ons lichaam bestaat uit ongeveer 90% uit water
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

bij katabolisme zijn eiwitten belangrijk als brandstof
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Enzymen
  • biokatalysator = versnellen proces vertering
  • Specifiek voor een bepaalde voedingsstof
  • Activiteit is afhankelijk van temperatuur en PH

  • Amylase – zet koolhydraten om in suikers
  • Protease – zet eiwitten om in aminozuren
  • Lipase – zet vetten (lipiden) om in vetzuren en glycerol

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Hoe start een goede koolhydraatvertering?
A
Door het drinken van veel water bij het eten
B
Door vermenging van voedsel met speeksel
C
door het enzym in de maag
D
Door langdurig verblijf van het voedsel in de maag

Slide 27 - Quiz

Wat zijn belangrijke brandstoffen van het lichaam?
A
Vetzuren en glucose
B
Koolhydraten, eiwitten en mineralen
C
Vetzuren, aminozuren en vitaminen
D
eiwitten en aminozuren

Slide 28 - Quiz



Waar begint de spijsvertering?

Slide 29 - Slide

Anatomie
Spijsverteringskanaal:
  • Oropharenx
  • Pharenx
  • Oesophagus
  • Gaster/Ventriculus
  • dunne darm
  • dikke darm 
Organen:
  • Pancreas
  • Hepar
  • Galblaas

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Oropharynx
  • mechanisch fijngemaakt
  • vermengt met speeksel
  • speekselklieren
  • speeksel enzym = amylase 
  • dit enzym breekt koolhydraten af

Slide 32 - Slide

Pharynx
Voorkomt dat voedsel in verkeerd kanaal komt;
  • Uvula afsluiting neusholte
  • Epiglottis afsluiting luchtpijp
  • Lingua afsluiten mondholte 

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Oesophagus
  • transportkanaal
  • peristaltiek
  • geen enzymen, alleen slijm
  • ongeveer 30 cm lang diameter 2 cm 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Waar bevindt zich een spijsbrok als iemand zich heeft verslikt?
A
In de alveolen
B
In de oesophagus
C
In de slokdarm
D
In de trachea

Slide 37 - Quiz

door zwaartekracht gaat het voedsel in de slokdarm richting de maag
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quiz

Welke voedingsstoffen komen speciaal in aanmerking voor het anabolisme?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Alcohol
D
Vetten

Slide 39 - Quiz

Gaster
  • past aan hoeveelheid voedsel
  • maagwand altijd contact met spijsbrij
  • inhoud max 4 liter
  • na 3-5 uur leeg
  • maagsap
  • water
  • slijm voor bescherming van maagwand
  • zoutzuur(HCl) om bacteriën te doden, enzymen activeren, openen pylorus
  • enzymen vertering eiwitten(pepsine)

Slide 40 - Slide

Functies Maag
  • voedselreservoir
  • mechanisch = verdelingsfunctie maagperistaltiek
  •  secretorisch = afscheiden maagsap
  • Vitamine B12 en intrinsieke factor 
Klieren in het maagslijmvlies scheiden een enzym af dat intrinsieke factor (ook wel intrinsic factor) wordt genoemd. Dit enzym bindt zich aan vitamine B12, waardoor deze vitamine via de darmwand in de bloedbaan kan worden opgenomen

Slide 41 - Slide

De pylorus, ook wel bekend als de maagportier, is een ringvormige spier die de maag verbindt met het eerste deel van de dunne darm, het duodenum. 
De primaire functie van de pylorus is het reguleren van de doorgang van maaginhoud naar de dunne darm. Dit proces, bekend als maaglediging, is essentieel voor een efficiënte vertering en absorptie van voedingsstoffen. Door de doorgang van voedsel te controleren, zorgt de pylorus ervoor dat de dunne darm niet overweldigd wordt door een te grote hoeveelheid maaginhoud in één keer. Dit helpt bij het voorkomen van spijsverteringsproblemen en bevordert een geleidelijke en efficiënte opname van voedingsstoffen.
Wanneer de maaginhoud de pylorus passeert, wordt deze gemengd met bicarbonaat in het duodenum om de zuurgraad te neutraliseren. Dit proces is cruciaal voor het beschermen van de dunne darm tegen de schadelijke effecten van maagzuur en voor het creëren van een optimale omgeving voor de vertering.

Slide 42 - Slide

Pylorusmechanisme
  1. Spijsbrij reageert zuur door inwerking maagsap
  2. Pylorus opent
  3. Spijsbrij verlaat maag door peristaltiek
  4. Mechanische prikkel; spijsbrij drukt tegen darmwand
  5. Chemische prikkel; zoutzuur prikkelt darmwand
  6. Pylorus sluit
  7. Pancreassap neutraliseert zure spijsbrij

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Dunne darm
  • duodenum(25 cm)
  • jejunum(250cm)
  • ileum(350cm)
  • eindvertering koolhydraten, eiwitten en vetten
  • darmplooien
  • villi - capillairen - chylusvaten
  • totale contactoppervlak: 150-200 m2

Slide 46 - Slide

De darmwand van de dunne darm is geplooid. Deze darmplooien zorgen voor een enorme oppervlaktevergroting. Op de plooien bevinden zich talrijke uitstulpingen, de darmvlokken of villi, die op hun beurt het oppervlak nog meer vergroten. Het totale contactoppervlak van de dunne darm bedraagt uiteindelijk tussen 150 en 200m². Het contact met de verterende voedselmassa is daardoor optimaal. Door middel van resorptie worden voedingsstoffen hier via de epitheelcellen, waaruit de darmwand bestaat, in het bloed opgenomen. In de villi zitten reinigende lymfevaten en haarvaten. Het met voedingsstoffen verrijkte bloed uit de darmvlokken gaat vanuit de darm-haarvaten naar de poortader, die de voedingsstoffen naar de lever vervoert. In de lever neemt de stofwisseling een aanvang.

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Chylus is lymfevloeistof die afkomstig is uit de wand van de darmen. De vloeistof is wittig (melkachtig) van kleur vanwege het hoge vetgehalte. 

Slide 49 - Slide

Functies dunne darm
  • mechanisch: peristalriek= knedend en voortstuwend
  • secretorisch: afscheiden darmsap: enzymen (lipase, amylase, trypsine)
  • resorberend: verteringsproducten worden opgenomen in bloed en lymfe

Slide 50 - Slide

In de dunne darm begint de spijsvertering
A
juist
B
onjuist

Slide 51 - Quiz

De maag is een lokale verwijding in het spijsverteringskanaal
A
juist
B
onjuist

Slide 52 - Quiz


In welke vorm kan spierweefsel een koolhydraatreserve opslaan?


A
als glycogeen
B
als glucagon
C
als glucose
D
als insuline

Slide 53 - Quiz

In welk(e) weefsel(s) kan glycogeen worden opgeslagen?
A
Skeletspieren
B
Lever
C
Skeletspieren en lever
D
geen van beide

Slide 54 - Quiz

Functie secretie
  • Pancreas sap: 


  • Gal:

  • Darm sap:
  • geproduceerd door de pancreas
  • neutraliseert maagzuur
  • zorgt voor verdere vertering van voedsel
  • geproduceerd in de LEVER!
  • opslag galblaas
  • emulgatie van vet: verdelen in kleine druppeltjes
  • geproduceerd in de darmsapkliertjes
  • zorgt voor verdere vertering van voedsel 
  • bevat voltooide enzymen
  • Koolhydraten-Vetten-Eiwitten

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Slide

Slide 58 - Slide

Slide 59 - Slide

Vertering
  • Koolhydraten:
  • Vetten:
  • Eiwitten 
  • Emulgatie
  • gesplitst in Glycerol en Vetzuurketens
  • vetdruppels worden verzeept voor vervoer in water
  • kleine vetzuurketens: opname bloed
  • grote vetzuurketens: opname lymfevocht
  • gesplitst tot enkelvoudige 'snelle' suikers
  • opname in bloed, via poortader naar lever
  • meegeven aan bloed als glucose
  • of in de lever en spieren als opslag glycogeen
  • Gesplitst tot aminozuren(bouwstenen van eiwitten)
  • opname in bloed en via poortader naar lever:
  1. meegeven aan bloed
  2. opbouw leverprotoplasma
  3. opbouw bloedeiwitten

Slide 60 - Slide

Koolhydraten in de mond
Eiwitten in de maag
Vetten naast koolhydraten en de eiwitten in de dunne darm
K

E

V

Slide 61 - Slide

Dikke Darm
Dikke darm

Slide 62 - Slide

Functies dikke darm
  • Resorptie van water en zouten
  • Wand bezet met bacteriën = darmflora
  • Vorming vitamine K en enkele B
  • Gisting en rotting onverteerde voedselresten
  • afscheiding slijm
  • indikken van voedselresten

Slide 63 - Slide

Een blindedarmontsteking of appendicitis duidt op een ontsteking van de appendix, het wormvormig aanhangsel. Bij een blindedarmontsteking is niet de blinde darm, maar het wormvormig aanhangsel ontstoken.

Slide 64 - Slide

Waar vindt voornamelijk de opname van aminozuren in het bloed plaats?
A
In de Oesophagus
B
In de maag
C
In de mond
D
In de dunne darm.

Slide 65 - Quiz

Wat is een belangrijke functie van het slijm in de maag?
A
Doden van bacteriën
B
Bescherming tegen maagzuur
C
Resorptie van animozuren
D
heeft geen functie

Slide 66 - Quiz

In welk onderdeel van het spijsverteringskanaal begint de vertering van eiwitten?
A
In de mond
B
In de maag
C
In de dunne darm
D
in de dikke darm

Slide 67 - Quiz

Hepar
  • Productie Gal
  • Opslagplaats voedingsstoffen
  • Warmteproducent
  • Controlestation: ontgifting
  • Poortader: voedselrijk
  • Bloedreservoir
  • vet/suiker/eiwit stofwisseling
  • + 500 andere functies

Slide 68 - Slide

Slide 69 - Slide

Slide 70 - Slide

Heeft de poortader voedselrijk bloed?

Slide 71 - Slide

Vena Porta
  • ader die bloed van het maagdarmstelsel naar de lever vervoert
  • vervoert als enige het bloed niet naar het hart maar naar de lever 
Alle verteerde voedingsstoffen die vanuit het spijsverteringsstelsel in het bloed terecht komen worden via de poortader eerst richting de lever vervoerd. Via de leverader komen de opgenomen voedingsstoffen pas in de bloedcirculatie terecht. De poortader is zuurstofarm maar bevat regelmatig zeer voedingsstoffen

Slide 72 - Slide

Galblaas
  • opslagplaats gal
  • bevat GEEN enzymen
  • indikken van gal
  • groen/bruinachtige kleur door afgebroken erythrocyten
  • galblaas leegt bij vetrijk voedsel 
  • emulgeert vetten 
Vet is moeilijk te verteren. Gal is een sterk enzym dat helpt bij het afbreken van vetten. Wanneer het voedsel dat je eet vet bevat, scheiden de maag en de twaalfvingerige darm een ​​stof af die de galblaas doet samentrekken en daardoor gal in het spijsverteringskanaal dwingt. Gal emulgeert het vet en maakt het beschikbaar voor energieproductie.

Slide 73 - Slide

Welke functie heeft de lever ten aanzien van gal?
A
Opslag
B
Productie
C
Indikking
D
heeft geen functie ten aanzien van gal

Slide 74 - Quiz

Waaruit zijn eiwitten opgebouwd?
A
Uit enzymen
B
Uit vitaminen
C
Uit Glycerol
D
Uit aminozuren

Slide 75 - Quiz

Welke soort spierweefsel is verantwoordelijk voor de peristaltische bewegingen in het spijsverteringskanaal?
A
Dwarsgestreept spierweefsel
B
willekeurig gladgestreept spierweefsel
C
onwillekeurig dwarsgestreept spierweefsel
D
Gladgestreept spierweefsel

Slide 76 - Quiz

Pancreas
  • gemengde klier
  • afgifte pancreassappen
  • neutraliseren maagsap
  • vertering eiwitten, vetten en koolhydraten 
  • eilandjes van Langerhans
De pancreas is een belangrijk voor de vertering van voedsel, omdat het een aantal enzymen produceert die alle soorten voedsel afbreken. Dit wordt dan door de pancreas afgevoerd naar het duodenum. Dit is een exocriene product en wordt pancreas sap genoemd. Er is ook een endocriene klier van de pancreas, en deze laat zowel insuline als glucagon vrij.

Slide 77 - Slide


Wat is Diabetes?

Slide 78 - Slide

Bij diabetes type 1

  • diabetes type 1 maakt zelf helemaal geen insuline meer aan.
  •  het afweersysteem vernietigt de cellen die insuline aanmaken (auto-immuunziekte)
  •  met diabetes type 1 een paar keer per dag insuline inspuiten of een insulinepomp dragen

Slide 79 - Slide

Diabetes type 2
  •  Ontstaat doordat lichaamscellen ongevoeliger worden voor insuline. Dit heet insulineresistentie 
  • Door de insulineresistentie nemen je cellen minder glucose op
  •  Zo stijgt je bloedglucose steeds meer waardoor de alvleesklier ook steeds harder moet werken om insuline aan te maken
  • de alvleesklier raakt uitgeput, maakt minder insuline aan, zo nemen de cellen nog minder glucose op

Slide 80 - Slide

Het voedsel uit het duodenum wordt geneutraliseerd door het pancreassap
A
juist
B
onjuist

Slide 81 - Quiz

hoe heet de plaats waar de oesophagus in de maag uitmondt?
A
De pylorus
B
de cardia
C
het duodenum
D
epiglottis

Slide 82 - Quiz

Waaraan geeft de pancreas oa stoffen af?
A
aan de maag
B
aan de dunne darm
C
aan de lever
D
aan de pharynx

Slide 83 - Quiz

hoe noemen we de overgang van de maag naar de dunne darm?
A
de cardia
B
de pylorus
C
epiglottis
D
het duodenum

Slide 84 - Quiz

Kennis test opdracht
  • kies een orgaan uit het spijsverteringsstelsel
  • benoem per orgaan de volgende stappen:
  1. Motoriek -> hoe wordt het voedsel verkleint/verplaatst?
  2. Secretie -> afgifte spijsverteringssappen/enzymen
  3. Vertering -> afbraak van welke voedingsstof(fen)
  4. Resorptie -> opname van verteringsproducten in het bloed
  • ongeveer 10 min, heb je tijd over?  zoek leuke weetjes!

Slide 85 - Slide

Wat is een belangrijke factor voor het gaan van voedsel vanuit de slokdarm in de richting van de maag?
A
de zwaartekracht
B
contractie van dwarsgestreept spierweefsel
C
peristaltiek
D
het pylorusmechanisme

Slide 86 - Quiz

in de oesophagus worden spijsverteringssappen en slijm afgescheiden voor een goede transportfunctie
A
juist
B
onjuist

Slide 87 - Quiz

De meeste voedingsstoffen worden in het bloed opgenomen in...
A
de dunne darm
B
de dikke darm
C
de maag
D
de mond

Slide 88 - Quiz

De slokdarm ligt ventraal ten opzichte van de trachea
A
juist
B
onjuist

Slide 89 - Quiz

Voedsel wordt zowel mechanisch als chemisch door het lichaam verwerkt. Welke vorm(en) vindt/vinden in de maag plaats?
A
Zowel mechanische als chemische verwerking
B
In de maag wordt voedsel NIET verwerkt, het passeert alleen maar
C
Alleen chemische verwerking
D
Alleen mechanische verwerking

Slide 90 - Quiz

Waaraan geeft de pancreas zijn pancreassap aan af?
A
aan de dunne darm
B
aan de lever
C
aan de galblaas
D
aan de maag

Slide 91 - Quiz

Welke van de voedingsstoffen spelen een belangrijke rol in het katabolisme?
A
Koolhydraten en vetten
B
eiwitten en vitaminen
C
alleen eiwitten
D
alleen vitaminen

Slide 92 - Quiz

Wat gebeurt er tijden het anabolisme?
A
er is productie van energie voor arbeid
B
er is verbranding van glucose door activiteit
C
niks
D
groeiprocessen

Slide 93 - Quiz

Koolhydraten worden gesplitst vanaf de maag
A
juist
B
onjuist

Slide 94 - Quiz

Het anabolisme wordt gestimuleerd door..
A
het para-sympatisch zenuwstelsel
B
het (ortho)sympatisch zenuwstelsel
C
het centraal zenuwstelsel
D
het perifeer zenuwstelsel

Slide 95 - Quiz

Waar bevindt zich de poortader?
A
tussen de lever en de onderste holle ader
B
tussen het maagdarmkanaal en de lever
C
tussen het maagdarmkanaal en de onderste holle ader
D
tussen de lever en bovenste holle ader

Slide 96 - Quiz

Welke stoffen komen vanuit de darmen-na de opname- via het lymfestelsel in het bloed terecht?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Geen van de voedingsstoffen

Slide 97 - Quiz

Waaruit zal de meest efficiënte, energierijke voeding grotendeels uit bestaan?
A
alcohol
B
vetten
C
koolhydraten
D
eiwitten

Slide 98 - Quiz

Het katabolisme wordt gestimuleerd door..
A
het para-sympatisch zenuwstelsel
B
het (ortho)sympatisch zenuwstelsel
C
het centraal zenuwstelsel
D
het perifeer zenuwstelsel

Slide 99 - Quiz

Welke functies hebben de dikke darm en de dunne darm gemeenschappelijk?
A
Peristaltiek en slijmsecretie
B
aanmaak van vitamine K
C
opname van aminozuren
D
opname van vetten

Slide 100 - Quiz

De overgang van de slokdarm naar de maag is de pylorus
A
juist
B
onjuist

Slide 101 - Quiz

Welke van de volgende organen hebben uitsluitend een transportfunctie in het spijsverteringsstelsel?
A
De slokdarm en de endeldarm
B
De slokdarm en de dunne darm
C
De slokdarm en de maag
D
De maag en het duodenum

Slide 102 - Quiz

Wat is o.a. een functie van water?
A
oplosmiddel voor vitaminen A,D,E,K
B
Bouwstof voor enzymen
C
oplosmiddel voor vitaminen B en C
D
Het splitsen van enzymen

Slide 103 - Quiz

Vitamine K is oplosbaar in water
A
juist
B
onjuist

Slide 104 - Quiz

in welk onderdeel van het spijsverteringsstelsel begint de vertering van eiwitten?
A
In de mond
B
In de maag
C
In de dunne darm
D
In de dikke darm

Slide 105 - Quiz

Hoe wordt de maaguitgang genoemd?
A
Cardia
B
Pylorus
C
Gaster
D
Ventriculus

Slide 106 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van de darmvlokken?
A
Resorptie van voedingsstoffen
B
Afbraak van voedingsstoffen

Slide 107 - Quiz

Aan welk gedeelte van het maagdarmstelsel wordt gal afgegeven?
A
Ileum
B
Jejunum
C
Duodenum
D
Alvleesklier

Slide 108 - Quiz

Waar is ijzer een belangrijke bouwstof voor?
A
Hemoglobine
B
Enzymen
C
Voor aanmaak witte bloedcellen
D
dit is een brandstof voor enzymen

Slide 109 - Quiz

Waar wordt glycogeen in opgeslagen?
A
In alle cellen
B
In de lever en spieren
C
In de Trachea
D
in de Oesophagus

Slide 110 - Quiz

Wat kan er gesteld worden van het metabolisme?
A
Dit vind plaats in de cel
B
Dit is de spijsvertering
C
Dit is het anabolisme minus het katabolisme
D
dit is een synoniem voor basaal metabolisme

Slide 111 - Quiz

Wat is het langste gedeelte van de dikke darm?
A
het jejenum
B
het ileum
C
het duodenum
D
geen van de antwoorden

Slide 112 - Quiz

Welk gedeelte van de darmvlok houdt zich bezig met de opname van vitaminen B en C?
A
De capillairen
B
Het lymfevat
C
De slagader
D
geen van de antwoorden

Slide 113 - Quiz

Hoe start een goede koolhydraatvertering?
A
Door het drinken van veel water bij het eten
B
Door juist VOOR het eten water te drinken
C
Door vermenging met voedsel van speeksel
D
Doordat het lang in de maag blijft

Slide 114 - Quiz

Wat kan er ontstaan als er in de maag onvoldoende 'intrinsieke factor' gevormd wordt?
A
Een vorm van bloedarmoede
B
Een maagzweer
C
Maagpijn
D
Slechte vertering

Slide 115 - Quiz

Wat is een belangrijke functie van het slijm in de maag?
A
Doden van bacteriën
B
bescherming tegen maagzuur
C
Resorptie van koolhydraten
D
Resorptie van aminozuren

Slide 116 - Quiz

In welk van de onderstaande organen wordt GEEN spijsverteringssap afgescheiden?
A
In de maag
B
In de dunne darm
C
In de slokdarm

Slide 117 - Quiz

De lever slaat gal op
A
juist
B
onjuist

Slide 118 - Quiz

Hoe heet het laatste deel van de dikke darm voor het rectum?
A
Colon descendens
B
Colon ascendens
C
Colon sigmoideum
D
Colon transversus

Slide 119 - Quiz

Welke stof geeft de alvleesklier af na een koolhydraatrijke maaltijd?
A
Glucose
B
Insuline
C
Glucagon
D
Glycogeen

Slide 120 - Quiz

Waar bevindt zich een chylusvat?
A
In de slokdarm
B
In de maag
C
In de lever
D
In de dunne darm

Slide 121 - Quiz

Welk proces vindt er o.a. plaats in de lever?
A
De productie van glucagon
B
De afgifte van insuline
C
De vorming van plasma-eiwitten
D
De productie van insuline

Slide 122 - Quiz