Tweede bijeenkomst: werkwoorden in de verleden tijd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Lesdoelen

• Herhalen tegenwoordige tijd
• Theorie verleden tijd
• Oefenen met de verleden tijd

Hoe vind je de STAM van het werkwoord?

Wanneer kies je de STAM of STAM +t?

Tip: vervang elk werkwoord door het werkwoord LOPEN. Dan hoor je het direct!

Welke persoonsvorm is goed?
Ik ............ deze film gewelding!

1. vind
2. vindt

Welke persoonsvorm is goed?
Wanneer ........... je die mail?

1. beantwoord
2. beantwoordt

Welke persoonsvorm is goed?
................... goed wat ik heb gezegd!

1. Onthoud
2. Onthoudt

Welke persoonsvorm is goed?
......... je manager ook geïnterviewd door de journalist?

1. Word
2. Wordt

Welke persoonsvorm is goed?
Jasmine ......... in een nieuwe auto.

1. rijd
2. rijdt

De persoonsvorm in de verleden tijd.

• Je hebt ZWAKKE werkwoorden.
• Je hebt STERKE werkwoorden. 

Wat is ook al weer een STERK werkwoord?

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

• Zoek de stam.
• Kies tussen -te(n) of -de(n)

Wat moet je doen om de juiste keuze
-te(n) of -de(n) te maken?

Het nieuwtje ....... (verspreiden) zich heel snel door de school.

1. verspreide
2. verspreiden
3. verspreidde
4. verspreidden

Ik ........ (beven) enorm van schrik!

1. beevde
2. beefde
3. beefte
4. beevte

Mijn moeder ........ (toveren) afgelopen kerst een heerlijk diner op tafel.

1. toverte
2. toverde
3. toverten
4. toverden

De boter ........ (spetteren) enorm toe de kok het vlees in de pan legde.

1. spetterte
2. spetterten
3. spetterde
4. spetterten

Het etiket ....... (vermelden) de ingrediënten.

1. vermelde
2. vermelte
3. vermeldde
4. vermeltte

Volgende week TOETS

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.