subcutaan injecteren/insuline

Subcutaan injecteren
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Subcutaan injecteren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 1e deel van de les
De student ;
  • kan het verschil benoemen tussen subcutaan en intramusculair injecteren
  • kan vertellen in welk deel van de huid geïnjecteerd wordt bij subcutaan injecteren


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

herhalen vorige les

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Is injecteren een risicovolle of een voorbehouden handeling?
A
Risicovol
B
Voorbehouden
C
geen van beide

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke injecties mogen
Verzorgende-IG niet toedienen en verpleegkundigen wel?
A
Subcutane injecties
B
Intramusculaire injecties
C
Intracutane injecties
D
Intraveneuze injecties

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuidsbindweefsel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke 3 technieken voor een subcutane injectie zijn er ?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Bij intramusculair injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een slagader
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Op welke plaatsen mag je subcutaan injecteren? ( 3)

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Het onderhuidsbindweefsel zorgt ervoor dat de ingespoten medicijnen langzaam worden opgenomen
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De hoeveelheid ingespoten vloeistof subcutaan mag meer dan 2 ml zijn
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je subcutaan antistollingsmiddelen toedient, laat je de luchtbel zitten
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Kant en klare injectie
luchtbel niet verwijderen  
Kant en klare injecties
Luchtbel niet verwijderen! Alle vloeistof wordt zo in het lichaam gespoten

Slide 13 - Slide

De luchtbel zorgt ervoor dat alle medicatie gespoten wordt en er niets achterblijft in de naald
je mag NIET injecteren in moedervlekken, wondjes en littekens
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Injectie klaarmaken
Pas de regel van 5 toe:
wie weet deze??

Slide 15 - Slide

Regel van 5:
  • juiste cliënt
  • juiste medicijn
  • juiste toediening
  • juiste dosering
  • juiste tijd

Wat wordt bedoeld met een dubbelcheck?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

complicaties subcutaan injecteren 

● hematoom
  • spuitinfiltraten
● allergische reactie op de medicatie
● infectie door onvoldoende hygiënisch werken
● flauwvallen bij prikangst

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Hoe kun je spuitinfiltraten voorkomen?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Leerdoelen 2e deel van de les
De student ;
  • kan in eigen woorden vertellen wat diabetes is
  • heeft kennis verkregen over het meten van bloedglucose en het injecteren mbv een insulinepen
  • kan uitleggen wat een hypoglycemie is en een hyperglycemie


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Insulinepen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Hoe wordt de hoeveelheid Insuline aangeduid?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Wat is bij een gezond persoon de waarde van het bloedglucose gehalte?
A
8-10 mmol/l
B
3- 6 mmol/l
C
1- 3 mmol/l
D
4- 8 mmol/l

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Onder de 4 mmol/l spreek je van een..
A
hyperglycemie
B
hypoglycemie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Bij een hyperglycaemie is de bloedglucose
A
Verhoogd
B
Verlaagd

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hyper versus hypo
Meten is weten!

Hyper = te hoog
Hypo = te laag

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Hyper
Bloedsuiker vanaf 10
- veel urineren
- veel dorst hebben en houden
- vermoeid zijn
- plotselinge humeurigheid, snel boos worden
- misselijk zijn of overgeven
- alles voelt vervelend

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Hypo
Bloedsuiker onder de 4:
- zweten
- trillen
- duizelig zijn
- plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
- hoofdpijn
- moe zijn
- hongerig zijn

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Toedienen insuline
Er zijn verschillende soorten insuline 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

kortwerkende insuline
b.v. Actrapid
  • werkt relatief snel ( binnen 30 min) 
  • werkingsduur= kort ( 6- 8uur)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

middellangwerkende insuline
b.v. Insulatard
  • werkt na ongeveer 1 1/2 uur
  • werkingsduur= max 24 uur

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

mengsels van kort en middellangwerkende insuline
b.v. Mixtard 30/70
  • werkt binnen 30 minuten
  • werkingsduur= max 24 uur

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk vandaag
  • Maak in Edition van het boek VVT deel 1 H 6.17 ( herhaling vorig jaar) 
  • Maak in Edition van het Hoofdstuk Medicijnen H medicatie veiligheid

Slide 34 - Slide

This item has no instructions