Formuleren les 4

Nederlands
Boekproject Een tas vol

Formuleren


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Boekproject Een tas vol

Formuleren


Slide 1 - Slide

Planning boeken lezen
Boek 1: Nu mee bezig (week 41 t/m 47)

Boek 2: Voor de kerstvakantie uit (week 48 t/m 51)

Boek 3: In de kerstvakantie lezen (week 52 t/m 3)


En verder in periode 2:
Formuleren 
Spelling

Slide 2 - Slide

Boekproject: Een tas vol
Lezen

Slide 3 - Slide

Formuleren
Hoe breng je iets goed onder woorden?

nakijken opdracht 6

Slide 4 - Slide

Regels 
Wees duidelijk:
  • Gebruik geen ingewikkelde woorden
  • Varieer in je woordgebruik
  • Zet de werkwoorden bij elkaar
  • Gebruik geen lange woorden
  • Gebruik geen te lange, ingewikkelde zinnen
  • Zeg dingen niet dubbelop
Pleonasme
Tautologie
Contaminatie

Slide 5 - Slide

Vaste voorzetsels
Wat is een voorzetsel?

Slide 6 - Slide

Vaste voorzetsels
Sommige woorden/uitdrukkingen krijgen altijd hetzelfde voorzetsel. 

Slide 7 - Slide

Ik ben boos ... die jongen.
A
van
B
tegen
C
met
D
op

Slide 8 - Quiz

Na de vakantie ga ik beginnen ... dat baantje.
A
van
B
tegen
C
met
D
op

Slide 9 - Quiz

Je moet niet zo brutaal zijn ... die oude vrouw.
A
van
B
tegen
C
met
D
op

Slide 10 - Quiz

In het donker ben ik altijd ... mijn hoede.
A
van
B
tegen
C
met
D
op

Slide 11 - Quiz

'Hun' of 'ze'

Slide 12 - Slide

... auto is sneller dan je denkt.
A
Hun
B
Zij

Slide 13 - Quiz

... willen graag een nieuwe auto.
A
Hun
B
Zij

Slide 14 - Quiz

... vinden het vervelend dat ... auto kapot is gegaan.
A
Hun, hun
B
Zij, zij
C
Hun, zij
D
Zij, hun

Slide 15 - Quiz

Dan ik 

Slide 16 - Slide

Bas is slimmer ...
A
dan ik
B
dan mij
C
als ik
D
als mij

Slide 17 - Quiz

Zij is eerder jarig...
A
dan ik
B
dan mij
C
als ik
D
als mij

Slide 18 - Quiz

Zij hebben hetzelfde huiswerk ...
A
dan ik
B
dan mij
C
als ik
D
als mij

Slide 19 - Quiz

Formuleren
H2
opdracht 1: vaste voorzetsels
opdracht 2: hun of zij
opdracht 3: slimmer dan ik


Slide 20 - Slide