Voorzetsels - Soorten voorzetsels

Voorzetsels
Soorten voorzetsels
Niveau 1F
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Voorzetsels
Soorten voorzetsels
Niveau 1F

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat voorzetsels zijn
  • Je kunt uitleggen welke voorzetsels er zijn
  • Je kunt voorzetsels op een goede manier gebruiken

Slide 2 - Slide

Welke voorzetsels ken je?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

Een voorzetsel is een klein woord.
Het staat voor of achter een woordgroep waar het bij hoort.
Hij liep in de tuin


Hij liep de tuin in
woordgroep
voorzetsel
woordgroep
voorzetsel

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

een plaats
een tijd
een richting
een middel
een doel
tot
na
over
op
bij
in
te
naar
langs
in
met
om

Slide 7 - Slide

Draai de spinner en maak een zin met het voorzetsel dat wordt getoond.

Slide 8 - Slide


Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk

A
in
B
op
C
over
D
naast

Slide 9 - Quiz


Welk voorzetsel ontbreekt?
De auto rijdt ... de straat

A
onder
B
binnen
C
door
D
tegen

Slide 10 - Quiz


Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.
A
uit
B
aan
C
uit, om
D
om, aan

Slide 11 - Quiz

Ik ren naar beneden
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 12 - Drag question

Ik loop vaak in de stad
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 13 - Drag question

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 14 - Drag question

[...1...] de stad is een gracht. 
Je moet [...2...] de brug om aan de andere kant te komen. 
[...3...] de brug slapen wel eens mensen die geen huis hebben. Vooral [...4...] de zomermaanden. 
Vaak zijn dat toeristen [...2...] andere landen.
Sleep de voorzetsels naar de 
juiste plek in het verhaal.
rond
in
uit
onder
voor
over
bij
na
op
om

Slide 15 - Drag question

Terugkijken
  • Je kunt uitleggen wat voorzetsels zijn
  • Je kunt uitleggen welke voorzetsels er zijn
  • Je kunt voorzetsels op een goede manier gebruiken

Slide 16 - Slide