2.3

1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De Boven-Rijnse Laagvlakte
Bij Basel stroomt de Rijn de Boven-Rijnse Laagvlakte binnen = middenloop

Boven-Rijnse Laagvlakte:
- miljoenen jaren geleden ontstaan toen een deel van de aardkorst naar beneden zakte = slenk (de laagvlakte)
 - aan weerskanten liggen hoger gelegen gebieden = horsten (Zwarte Woud en Vogezen)

Slide 2 - Slide

De Boven-Rijnse Laagvlakte
De Rijn stroomt hier langzaam:
 - minder uitsnijding (minder diep door minder erosie
 - bredere rivier met ruime bochten = meanders
Regel: In de buitenbocht stroomt het water sneller
dan in de binnenbocht.
1.  In de buitenbocht erosie door snelstromend water
-> bocht groter. 
Als de rivier de bocht afsnijdt: hoefijzermeer
2.. In de binnenbocht lage snelheid water ->
sedimentatie van klei, zand en grind = groei oever

In het dal van de Boven-Rijnse Laagvlakte bij overstromingen
 bezinken sedimenten (grind, zand, klei) door de lage stroomsnelheid.

 

De Rijn stroomt hier langzaam:
 - minder uitsnijding (minder diep door minder erosie)
 - bredere rivier met ruime bochten = meanders


1. In de buitenbocht erosie door snelstromend water -> bocht groter = breedte-erosie
2. In de binnenbocht lage snelheid water ->
sedimentatie van klei, zand en grind = groei oever

In het dal van de Boven-Rijnse Laagvlakte bezinken sedimenten (grind, zand, klei) door de lage stroomsnelheid.

De Boven-Rijnse Laagvlakte

Slide 3 - Slide

Vorming hoefijzermeer door erosie en sedimentatie
Meanderende rivier snijdt buitenbocht af - zoekt de kortste weg 

Slide 4 - Slide

Meander in Rijn (Boppart, Duistsland)

Slide 5 - Slide

De Midden-Rijn
Tussen Bingen en Bonn moet de middenloop van de Rijn door gebergten oa de Hunsrück, de Eifel, de Taunus
  1. Rivier zoekt de zwakke plekken in het gesteente
  2. Rijn hier: veel afbuigingen, smaller, dieper
  3. Was belangrijke handelsroute -> veel Middeleeuwse kastelen 
  4. Veel toerisme en Werelderfgoed.


Slide 6 - Slide

De benedenloop van de Rijn
Na Bonn: benedenloop = geen (grote) hoogteverschillen meer 
-  langzame stroming, breed, veel meanders
- splitsingen in Nederland: hoe verder naar het westen, hoe
meer splitsingen.

Dicht bij de monding (waar rivier in zee komt): 
- veel sedimentatie ->  door veel sedimentatie raakten rivierbeddingen verstopt
 - nieuwe uitgangen naar zee -> veel rivierarmen -> delta


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video


Twee manieren waarop een rivier in zee uitmondt:

A Delta
1 door opgehoopte sediment raakt de monding verstopt
2 de rivier zoekt steeds nieuwe uitgangen naar zee
3 stelsel van vertakte rivierlopen
B Estuarium (trechtermond)
1 door sterke eb- en vloedstromen schuurt de riviermonding uit
2 sedimentatie vindt door de sterke stromingen niet plaats
3 de riviermonding is breed en krijgt de vorm van een trechter
 

Slide 9 - Slide

Delta

Slide 10 - Slide

Estuarium 

Slide 11 - Slide

De benedenloop van de Rijn
Delta’s (zoals Nederland) zijn:
- vlak
- vruchtbaar
- dichtbevolkt
- ook: grote kans op overstromingen

Slide 12 - Slide

Maandag:
Maken opdrachten 1 t/m 4 + herhaling 2
Klaar? Maak een mindmap van de bovenloop tot benedenloop met alle kenmerken die je kent

Huiswerk: opdrachten en leren dia 2 t/m 12

Slide 13 - Slide

Delta
Estuarium
Horst
Slenk
Erosie
Sedimentatie
Meanderen

Slide 14 - Drag question

5 belangrijke dingen uit de vorige les:
  1. Bij een breuk kan een stuk aardkorst naar beneden zakken. De hoog gelegen delen noem je horsten. Het laag gelegen deel een slenk.  
  2. Een rivier loop door het laagste punt -> de Rijn loopt door de slenk.
  3. Een rivier gaat meanderen bij een lage stroomsnelheid. 
  4. In de binnenbocht stroomt de rivier langzaam = sedimentatie. In de buitenbocht snel = erosie.
  5. Een rivier mondt uit in zee op een van de twee manieren: delta of estuarium.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

B96: Debiet en regiem
Debiet = hoeveelheid water die op een bepaald punt door de rivier stroomt - in m3 per seconde
Regiem = schommelingen in de waterafvoer
  • Vaak minder water in de zomer door verdamping

Grafiek: Gemiddelde afvoer Basel en Lobith 
Basel - weinig schommeling -> klein regiem. Dicht bij bron -> veel gletsjerwater -> regelmatig
Lobith - grote schommeling -> groot regiem. Dicht bij monding -> veel regenwater -> onregelmatig

Vertragingstijd = de tijd tussen neerslag en de stijging van waterpeil stroomafwaarts
  • Korter in de winter door minder vegetatie 

Slide 17 - Slide

B94 - Rivieren
3 drie soorten rivieren:
  • Regenrivier: afhankelijk van regenwater
  • Gletsjerrivier: afhankelijk van smeltwater
  • Gemengde rivier: regenwater & smeltwater

Stroomstelstel: alle waterlopen samen.
Stroomgebied: hele gebied dat afwatert op hoofdrivier.
Waterscheiding: grens tussen twee stroomgebieden.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

B95 Verval en verhang
Lengteprofiel rivier bestaat uit:
  1. Bovenloop
  2. Middenloop
  3. Benedenloop

Verval = hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier in m

Verhang = het verval per km.
Rekenen: verval (m) : lengte rivier (km) = verhang (m per km)



Slide 20 - Slide

Verval=
hoogteverschil=
2500-2000= 500 m

Slide 21 - Slide

Verhang + gevolgen

Benedenloop = klein verhang = lage stroomsnelheid = sedimentatie

Bovenloop = groot verhang = hoge stroomsnelheid = erosie

Slide 22 - Slide

Overstromingen
Door verstening in het stroomgebied van de Rijn kan er minder water de bodem in zakken = infiltratie
minder infiltratie: meer en steeds sneller overtollig water in de Rijn.


Vertragingstijd = de tijd tussen het tijdstip van de neerslag en het moment dat het waterpeil stijgt
- door verstening korter geworden -> toegenomen kans op overstromingen.

Slide 23 - Slide

Vandaag
Maken: opdrachten 5 t/m 8 + keuzeopdracht:
Herhaling 3 of vragen bij LessonUp

Leren dia's 13 t/m 23

Proefwerk paragraaf 2.1 t/m 2.4: 14 december

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video