Kader 2 H6

H6 Vergroten & verkleinen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H6 Vergroten & verkleinen

Slide 1 - Slide

§6.1 Vergrotingsfactor
Als je iets wilt vergroten wil dit zeggen dat je ALLE maten van een figuur vergroot.

Belangrijke begrippen:
Origineel (oud) en Beeld (nieuw). 
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 2 - Slide

Voorbeeld
AB = 2 cm (origineel)
A'B' = 3 cm (beeld)

vergrotingsfactor = 3 : 2 = 1,5 


Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 3 - Slide

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 
Het 1e plaatje is het origineel. 

4,5 : 3 = 1,5
De vergrotingsfactor is dus 1,5
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 4 - Slide

Verkleinen 
Bij het verkleinen van een figuur heb je ook te maken met een origineel en een beeld.
Om de 'vergrotings'factor te bepalen gebruik je dezelfde formule: 
beeld : origineel

4 : 8 = 0,5
Je vergrotingsfactor = 0,5

(Vergrotingsfactor kleiner dan 1)

Slide 5 - Slide

Verkleining
In de vorige opdracht was de uitkomst 0,5.
Dit is kleiner dan 1, dat betekent dus dat de figuur kleiner wordt, dat zie je ook in het beeld.

Dus...... een verkleining noem je een vergroting, omdat de vergrotingsfactor kleiner is dan 1.

Slide 6 - Slide

Kopieerapparaat
100 %   = vergrotingsfactor 1        (plaatje blijft gelijk). 
50 %     = vergrotingsfactor 0,5   (plaatje wordt 2 keer zo klein). 
200 %  = vergrotingsfactor 2       (plaatje wordt 2 keer zo groot). 

Percentage : 100 = vergrotingsfactor. 

Slide 7 - Slide

Aan de slag
timer
3:00
Maak opdracht 3, 4, 5, 7, 9, 10, 12 en 13 op blz. 51 t/m 55.

Eerste 10 minuten in stilte, daarna fluisterend overleggen. 

Maak opdracht 14, 15 en 16.

Wat?
           GL: Maak opdracht 24 t/m 32 op blz 197
Hoe?

Klaar?

Slide 8 - Slide

6.2 Gelijkvormige driehoeken

Slide 9 - Slide


- Herhaling 6.2

- Uitleg gelijkvormige driehoeken

- Klassikaal oefenen

- Zelfstandig werken

- Lesafsluiting





Planning

Slide 10 - Slide



- Ik weet wat gelijkvormigheid betekent.

- Ik kan berekeningen maken met gelijkvormige driehoeken. 

Leerdoel

Slide 11 - Slide

Wat is de vergrotingsfactor?
orgineel                           beeld
A
1, 9 : 2,8 = 0,68
B
2,8 : 1,9 = 1,47

Slide 12 - Quiz

Wat is de
vergrotingsfactor?

Slide 13 - Open question

Wat is de
breedte bij het
beeld ?

Slide 14 - Open question

Wat is de vergrotingsfactor?
Orgineel                           Beeld 
A
0,56
B
1,79
C
0,44
D
-110

Slide 15 - Quiz

Als je een figuur gaat vergroten dan blijven de hoeken even groot. 
Dat heet gelijkvormig

driehoek ABC is gelijkvormig met driehoek DEF

        ABC             DEF

Δ
Δ
~   
Gelijkvormige driehoeken
         = gelijkvormig met   
~   

Slide 16 - Slide

De 2 driehoeken hiernaast zijn gelijkvormig
Dit is te zien aan de tekentjes in de hoeken.
       K =     Q
       L =      R
       M=      P
 ∠   ∠
 ∠   ∠
 ∠   ∠
Gelijkvormige driehoeken

Slide 17 - Slide

      KLM          QRP

Zijden driehoek: 
QR is een vergroting van KL
RP is een vergroting van LM
QP is een vergroting van KM
Δ
~   
Gelijkvormige driehoeken
Δ

Slide 18 - Slide

Welke hoeken zijn gelijk aan elkaar?
∠     ∠
∠     ∠
∠     ∠

 A  =
 B  =
 C  =

Slide 20 - Slide

8.1: Vergrotingsfactor
Ook kun je foto's verkleinen. 
  • Je blijft dan spreken over een vergrotingsfactor
  • Ook reken je dit op dezelfde manier uit.
  • Bij een vergroting is de vergrotingsfactor groter dan 1
  • Bij een verkleining is de vergrotingsfactor kleiner dan 1
  • Wat betekent het als de vergrotingsfactor precies 1 is?
  • Als een kopieerapparaat op 50% staat, dan is de vf = 0,5.
    Is dit een vergroting of verkleining?
  • Hoeveel is de vf bij 150%? Is dit een vergroting of verkleining?

   Opdracht 30 blz. 62

Slide 21 - Slide

Aan de slag
timer
5:00
Opdracht 26, 28, 29 en 31 t/m 35.op blz. 60 t/m 62.

Eerste 3 minuten in stilte, daarna fluisterend overleggen. 

Maak opdracht 33 t/m 35.
Kijk je werk na. (nakijkblad op bureau docent)
Daarna maken rekenblad

Wat?

Hoe?

Klaar?

Slide 22 - Slide

8.3
Oppervlakte en inhoud vergroten

Slide 23 - Slide

Vergrotingsfactor
Bereken de vergrotingsfactor. 

4,5 : 3 = 1,5

De vergrotingsfactor is dus 1,5
Vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

Slide 24 - Slide

Oppervlakte beeld
  • De vergrotingsfactor is 1,5

  • Opp. origineel = 15 cm

  • Opp. beeld = 1,5 x 15 = 33,75 cm
Oppervlakte beeld = vergrotingsfactor  x oppervlakte origineel
2
2
2
2

Slide 25 - Slide

Kopieerapparaat
100 %   = vergrotingsfactor 1        (plaatje blijft gelijk). 
50 %     = vergrotingsfactor 0,5   (plaatje wordt 2 keer zo klein). 
200 %  = vergrotingsfactor 2       (plaatje wordt 2 keer zo groot). 

Percentage : 100 = vergrotingsfactor. 

Slide 26 - Slide

herhaling van de theorie van 7.1
Regelmaat = betekent elke keer hetzelfde
Regelmaat betekent dat er bij elke "stap" hetzelfde gebeurt.





bij bovenstaande tabel is de regelmaat:
er komt €15,00 elke maand bij.

Slide 27 - Slide

Heeft deze tabel
regelmaat?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Als deze tabel regelmaat
heeft wat is de regelmaat
dan?
A
de tabel heeft geen regelmaat
B
elk uur gaat er 3 cm af.

Slide 29 - Quiz

Berekeningen in gelijkvormige driehoeken
Bereken de lengte van de zijden PR en QR.

hoek A = hoek 
hoek B = hoek 
hoek C = hoek 
       
        ABC ~       QRP
Δ
Δ

Slide 30 - Slide

Gelijkvormige driehoeken berekenen
Maak een verhoudingstabel! 

Vul alle zijden in die je weet en je ziet dat je van 2 zijden allebei de maten kent.
Dan is het een kwestie van delen.

15 : 30 = 0,5
Vergrotingsfactor = 0,5
QR = 40 x 0,5 =20 
RP = 50 x 0,5 = 25

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Wat is de afmeting van EF?
A
26 mm
B
9,75 mm
C
17,33 mm
D
19,25 mm

Slide 34 - Quiz