METH oefentoets periode 3

• Methodiek
• MBO
• Studiejaar 1

METH oefentoets periode 3

Hoeveel fases zijn er in het methodisch stappenplan?

1. 5
2. 3
3. 4
4. 2

Methodisch werken doe je volgens vaste stappenplan

1. Waar
2. Niet waar

Waar horen de volgende begrippen bij: doelgericht, bewust, systematisch.

1. Waarnemen
2. Signaleren
3. Observeren
4. Interpreteren

Doelgerichte waarneming waarbij de observator niet deelneemt aan de te observeren situatie.

Doelgerichte waarneming waarbij vooraf niet vastligt hoe de observator gaat observeren

Doelgerichte waarneming waarbij de observator precies weet wat hij gaat observeren.

Doelgerichte waarneming waarbij de observator zelf deelneemt aan de te observeren situatie.

Participerende observatie

Niet participerende observatie

Ongestructureerde observatie

Gestructureerde observatie

Observeren is

1. alles opschrijven wat je interpreteert
2. betekenis geven aan wat je gezien hebt
3. bewust en doelgericht kijken naar gedrag
4. een diagnose stellen

De tweede stap van het methodisch stappenplan is:

1. Beginsituatie beschrijven
2. Plan maken
3. Doel formuleren
4. Plan uitvoeren

Wat is GEEN waarnemingsprincipe?

1. Gelijkheid
2. Nabijheid
3. Geslotenheid
4. Afhankelijkheid

Observeren is iets anders dan waarnemen, waarnemen doe je?

1. De hele dag door onbewust
2. Doelgericht en de hele dag door
3. Bewust en objectief
4. Onbewust en objectief

Zijn de volgende zinnen objectief of subjectief?

De baby spartelt met haar beentjes en kijkt naar de mobile die boven de box hangt. 

Lian is ongeduldig en pakt een pen van een ander kind af. 

objectief

subjectief

Gedrag kan ook worden beïnvloed door verschillende factoren. Welke factor hoort bij het volgende voorbeeld:

Je gooit de deur van jullie groep heel erg hard dicht. Emma begint van schrik heel hard te huilen. Door de schrikachtige reactie van Emma denk je dat er iets speelt in de thuissituatie.

1. Culturele factor
2. Psychische factor
3. Sociale factor
4. Omgevingsfactor

Stap 1 van het observatieplan is....?

1. Plaats en tijd
2. Achtergrondgegevens
3. Onderzoeksvraag
4. De aanleiding

Autonomie is..... :

1. Dat kinderen zelf inbreng mogen hebben
2. Je kunt je inleven in een kind
3. De kinderen verschillend benaderen
4. Weten wat kinderen al wel/niet kunnen

Welk scenario illustreert het horn-effect binnen de kinderopvang?

1. Een peuter heeft één keer een driftbui tijdens het opruimen van speelgoed, waarna de observator hem als 'moeilijk' bestempelt en hem consequent strenger behandelt.
2. Een peuter toont buitensporige nieuwsgierigheid tijdens een educatieve activiteit, waarna de observator hem als 'slim' labelt en extra aandacht geeft.
3. Een peuter weigert één keer zijn middagslaapje, waarna de observator hem als 'luie slaper' bestempelt en hem vaak op zijn slaapgedrag wijst.
4. Een peuter wordt één keer betrapt op het verstoppen van een stuk speelgoed, waarna de observator hem als 'onbetrouwbaar' ziet en hem minder verantwoordelijkheid geeft.

Wat is een voorbeeld van sensitieve responsiviteit?

1. Je zorgt dat je kind met verlatingsangst altijd zelf verzorgt
2. Je reageert op signalen en helpt een kind
3. Je geeft grenzen aan en biedt zo veiligheid

zet de stappen voor een observatieplan in de 

goede

volgorde.

de aanleiding

observatie

methode

de algemene

gegevens

Onderzoeks

vraag

het concrete

gedrag

plaats en 

tijd

observatie

categorien

1

2

3

4

5

6

7

Wat is interpreteren?

1. Betekenis toekennen aan wat je waarneemt
2. Alles wat je ziet opschrijven
3. Iets opmerken/constateren
4. Alles verkeerd opvatten

Van welke valkuil is er bij het volgende voorbeeld sprake:

In de peutergroep van een kinderopvang ziet observator Lisa de levendige Anna als hyperactief vanwege haar eerdere ervaring met drukke kinderen op school.

1. Horn-effect
2. Halo-effect
3. Projectie
4. Stemming

Observeren met een vast stappenplan heet:

1. didactisch observeren
2. betrouwbaar observeren
3. methodisch observeren
4. handelingsgericht observeren

Zet de elementen van het waarnemingsproces in goede volgorde. Sleep het element wat als eerst komt naar 1, vervolgens het tweede element naar 2 en het derde element naar 3. 

1

Prikkel 

Verwerking

Gewaarwording

2

3

Het is Sara opgevallen dat een kind uit haar groep zich de laatste tijd anders gedraagt. Normaal is het kind erg vrolijk, maar de laatste weken komt het erg somber over. Ze besluit om het kind te observeren, maar wil dit niet te opvallend doen. Daarom gaat Sara het kind observeren terwijl ze samen bezig zijn met een knutselactiviteit. Ze besluit daarbij vooral te letten op hoe vaak het kind lacht tijdens de activiteit.

1. Participerende / gestructureerde observatie
2. Participerende / ongestructureerde observatie
3. Niet-participerende gestructureerde observatie
4. Niet - participerende / ongestructureerde observatie

Wat is GEEN reden om een kind te gaan observeren?

1. Om er achter te komen wat de gezinssamenstelling is van het kind
2. Opvallend gedrag van een kind op de groep
3. Om te kijken hoever het kindje is in de ontwikkeling
4. Om te weten welke allergieën het kindje heeft

In welke stadium van het waarnemingsproces is het volgende voorbeeld:

Sandra ziet Jan huilen en weet dat hij moe is, ze troost hem.

1. Prikkel
2. Gewaarwording
3. Verwerking

Is de volgende stelling juist/onjuist:

Voor een betrouwbare observatie is één keer op een dag observeren voldoende.

1. Juist
2. Onjuist

Geef van de volgende zinnen aan of het gaat om een feit of een mening. 

Lisanne en Emma zijn gezellig met elkaar

aan het spelen
 

Juul heeft wel 10 minuten gehuild....

Kees vond het spelletje wat wij speelden

niet leuk.

Twan gooit alle blokken uit de doos.

Feit

Mening

Feit

Mening

Feit

Mening

Feit

Mening

In welk onderdeel van het methodisch stappenplan beschrijf je het functioneren van het kind ?

1. Fase 1
2. Fase 3
3. Fase 2
4. Fase 5

Jasmien observeert Koen tijdens de knutselactiviteiten die haar collega Jan begeleid. Naar aanleiding van een eerste observatie heeft ze een aantal dingen opgeschreven waar ze nu op gaat letten.

Welke vorm van observeren gaat Jasmien bij Koen gebruiken?

1. Participerend/gestructureerd
2. Niet participerend/ gestructureerd
3. Participerend/ ongestructureerd
4. Niet participerend/ongestructureerd

Observeren doe je na het doorlopen van het methodisch stappenplan.

Is dit juist/onjuist?

1. Juist
2. Onjuist

Wat volgt nadat je hebt waargenomen?

1. Interpreteren
2. Observeren
3. Signaleren
4. Rapporteren

Hoe ga jij je toets maken?

Heel goed

Voldoende

Nou net aan voldoende, denk ik

Net een onvoldoende

Zeker een vette onvoldoende