Pleonasme en tautologie HAVO-3

Programma van de les
  1. Lezen uit je boek
  2. Korte herhaling stijlfiguren 1
  3. Uitleg stijlfiguren 2
  4. Aan de slag!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Programma van de les
  1. Lezen uit je boek
  2. Korte herhaling stijlfiguren 1
  3. Uitleg stijlfiguren 2
  4. Aan de slag!

Slide 1 - Slide

Hyperbool
Een hyperbolische uitspraak is een extreme overdrijving. Als je overdrijft, gebruik je dus een hyperbool.


Slide 2 - Slide

Hyperbool: voorbeelden
1. Ik heb geen oog dichtgedaan.
2. Snap je het nu nog niet? Ik heb het je al duizend keer uitgelegd!
3. Ik heb me kapot gelachen.

Slide 3 - Slide

Understatement
Het understatement is het tegenovergestelde van een hyperbool: 

je stelt iets met opzet minder groot voor dan het in werkelijkheid is. 

Slide 4 - Slide

Understatement: voorbeelden
afgezwakte uitdrukkingen:

Johan Cruijff kon een aardig balletje trappen.

Als je een één voor die toets hebt gekregen, heb je wel een paar foutjes gemaakt.

Dat had je wel wat aardiger mogen zeggen.



Slide 5 - Slide

Understatement

Slide 6 - Slide

Eufemisme
- Een eufemisme is een manier om iets verzacht uit te drukken. - Door een eufemisme te gebruiken kan je iets wat onaardig is 
  zeggen of schrijven zonder dat het onaardig, gruwelijk of vies
  klinkt. 



Slide 7 - Slide

Voorbeelden eufemisme

Eufemisme
Doodgaan -> Heengaan;
Wij hebben onze kat laten inslapen.
Hij is helaas niet meer onder ons.





Slide 8 - Slide

Pleonasme en Tautologie
Nieuw Nederlands
Woordenschat - hoofdstuk 4

Slide 9 - Slide

Doelen:
Je weet wat een pleonasme is; 
Je weet wat een tautologie is;
Je herkent een pleonasme of tautologie in een tekst.


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

In het kort:
Pleonasme: je voegt een eigenschap van iets toe in een uiting, terwijl dat niet nodig is of al vanzelf spreekt. 
Tautologie: je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar. 

Slide 12 - Slide

Ronde cirkel
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 13 - Quiz

Het is gratis en voor niets.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 14 - Quiz

Die spullen worden gewoon gratis weggegeven.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 15 - Quiz

Natuurlijk controleren we vanzelfsprekend de antwoorden.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 16 - Quiz

Nog even iets extra's:
Pleonasme: je voegt een eigenschap van iets toe in een uiting, terwijl dat niet nodig is of al vanzelf spreekt. De woorden die gebruikt worden, behoren niet tot dezelfde woordsoort.

Tautologie: je zegt/schrijft twee keer hetzelfde, in andere woorden, achter elkaar. Hier worden wel vaak dezelfde woordsoorten gebruikt.

Let op: soms maken een pleonasme of een tautologie een tekst sterker.  Soms juist niet. Hier gaan we in een volgende les op in.

Slide 17 - Slide

De mondelinge bespreking
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 18 - Quiz

De bal is omlaag gevallen
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 19 - Quiz

Wis en waarachtig is een
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 20 - Quiz

Het is precies exact hetzelfde.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 21 - Quiz

Kwaadwillige laster veroorzaakt veel verdriet.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 22 - Quiz

Het koude ijs zat als een dikke laag op de autoruit.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 23 - Quiz

En?

Slide 24 - Slide

Welke van de twee
snap je nu het best?
A
pleonasme
B
tautologie
C
allebei even goed

Slide 25 - Quiz

Tautologie en pleonasme

Slide 26 - Slide

Woordenschat
Maak alle opdrachten van woordenschat h2 af(vanaf blz. 56) en maak de oefeningen van woordenschat h4 (vanaf blz. 120).


Slide 27 - Slide

Aan de slag!
Maak:
hoofdstuk 2 -> oefening 1 t/m 4 en oefening 6
hoofdstuk 4 -> oefening 1 t/m 4

Slide 28 - Slide