Blok 4 week 4 les 2

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

Spelling Blok 3 Week 4 Les 2

Herhaling
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Maaike fietst naar school.

1. T.T.
2. V.T.

Herhaling
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Tim rende naar huis.

1. T.T.
2. V.T.

Herhaling
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Vader bakte pannenkoeken.

1. T.T.
2. V.T.

Herhaling
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Mijn opa en oma leefden in de vorige eeuw.

1. T.T.
2. V.T.

Herhaling
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Mijn oom wenst mij veel geluk.

1. T.T.
2. V.T.

f of v?
.atsoenlijk

1. f
2. v

f of v?
de .iguurzaag

1. f
2. v

f of v?
het .risdrankje

1. f
2. v

f of v?
de .eiling

1. f
2. v

f of v?
wij .erknoeien

1. f
2. v

verkleinwoorden met etje
die beginnen met een s of z

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nu nog een keer goed:
de oliebollen

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nu nog een keer goed:
de appelflappen

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nu nog een keer goed:
vettig

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nu nog een keer goed:
de lantaarns

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nu nog een keer goed:
's avonds

Luister naar het woord en typ.
(zonder categorieën)

Typ het woord nu nog een keer goed:
voordringen

Luister naar de zin en typ.
(zonder categorieën)

Typ de zin nu nog een keer goed:
Zij schaatst rondjes over de verlichte schaatsbaan.

Wat is de pv van deze zin?
Zij schaatst rondjes over de verlichte schaatsbaan.

T.T. of V.T.?
Zij schaatst rondjes over de verlichte schaatsbaan.

1. T.T.
2. V.T.

Welke woordsoort is schaatsbaan?
Zij schaatst rondjes over de verlichte schaatsbaan.

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van deze zin?
Zij schaatst rondjes over de verlichte schaatsbaan.