F bwb

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie Par. F bwb
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* bijwoordelijke bepalingen in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie Par. F bwb
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* bijwoordelijke bepalingen in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm (werkwoord / kan van tijd/getal veranderen)
  2. Onderwerp (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Gezegde (werkwoordelijk = alle ww in de zin of naamwoordelijk = alle ww incl. kww in deze zin + eigenschap/toestand)
  4. Lijdend voorwerp (wie of wat + gezegde + ow)
  5. Meewerkend voorwerp (aan of voor wie + gezegde + ow + lv)
  6. Bijwoordelijke bepaling (alle overgebleven zinsdelen)

Slide 2 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vragen: 
'waar?', 'wanneer?', 'waardoor?', 'waarom?', 'waarmee?', 'hoe?'.

En ook bijwoorden als; niet, wel, zeker, mogelijk, gelukkig en helaas zijn een bwb.

Slide 3 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Benoem eerst de pv, ow, wg, lv en mv.

Je benoemt pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen!

Slide 4 - Slide

Bijwoordelijke bepaling

► Allerlei extra informatie
Elke ochtend fiets ik naar school.

► Toevoegen aan ieder gezegde
► Verschillende soorten



Slide 5 - Slide

Soorten bijwoordelijke bepalingen
plaats                                        We zitten in de tuin.
tijd                                            Dit weekend gaan we weg.
oorzakelijkheid                           Vanwege ziekte valt de les uit.
hoeveelheden                             Die jas kostte 150 euro.
werkwoord                                 Opa wandelt moeizaam.

mogelijkheid en mening              Voor een 10 krijg je een taart.
vraagwoorden                            Wie is jouw favoriete artiest?


                                                 
                                                




Slide 6 - Slide

Voorbeeld

Ik zou wel een ijsje willen halen bij de snackbar.

wel = bevestiging -> bwb
bij de snackbar = plaats -> bwb


Slide 7 - Slide

Ontleden
Over een maand | zal | ik | op vakantie | gaan.

pv =
ow =
wg =
lv =
mv =
bwb =
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Antwoord
Over een maand | zal | ik | op vakantie | gaan.

pv = zal
ow = ik
wg = zal gaan
lv = x
mv = x
bwb = Over een maand, op vakantie

Slide 9 - Slide

Ontleden
Deze week hebben we het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling behandeld. 

pv =
ow =
wg =
lv =
mv =
bwb =

timer
1:00

Slide 10 - Slide

Antwoord
Deze week hebben we het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling behandeld. 

pv = hebben
ow = we
wg = hebben behandeld
lv = het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling
mv = x
bwb = Deze week

Slide 11 - Slide

Ontleden
Ik ga deze lieve kinderen een ballon geven.

pv =
ow =
wg =
lv =
mv =
bwb =
timer
1:00

Slide 12 - Slide

Antwoord
Ik ga deze lieve kinderen een ballon geven.

pv = ga
ow = ik
wg = ga geven
lv = een ballon
mv = deze lieve kinderen
bwb = x

Slide 13 - Slide

Ontleed de zin
In België / worden / ze / in de volksmond / ook / wel / muizenstrontjes  / genoemd.

Schrijf op: (als het zinsdeel niet voorkomt, noteer 'x')
pv = 
ow = 
wg = 
lv = 
mv =
bwb = 
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Antwoord
In België worden ze in de volksmond ook wel muizenstrontjes genoemd.
pv = worden
ow = ze
wg = worden genoemd
lv =muizenstrontjes
mv = x
bwb = In België, in de volksmond, ook, wel

* bonus: Wat wordt zo genoemd in België? 

Slide 15 - Slide

Opdracht
Je bedenkt zelf 10 zinnen bestaande uit minimaal 8 woorden.
- 5 zinnen hebben een wg
- 5 zinnen hebben een ng
- minimaal 3 zinnen hebben een lv en mv
- elke zin heeft minimaal 1 bwb

Klaar? Keuze:
Voorwerpen (lv/mv): Maak van par. E opdracht 3 t/m 6 of opdracht 7 en 8
Bwb: Maak van par. F opdracht 1 t/m 4 en 6.
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Geef jezelf een cijfer
Ik kan bijwoordelijke bepalingen in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 17 - Slide

Hoe vind je dat je gewerkt hebt?
Teken een emoji in je schrift.
timer
1:00

Slide 18 - Slide