hoofdstuk 4 htv leerjaar 1

hoofstuk 4 HTV leerjaar 1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
HtvMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

hoofstuk 4 HTV leerjaar 1

Slide 1 - Slide

welke bestanddelen dient de opsporingsambtenaar na te gaan of het strafbare feit is vervoerd
A
bewezen menselijke gedraging, wettelijke delictsomschrijving, rechtelijke delictsomschrijving
B
wettelijke delictsomschrijving, bewezen menselijke gedraging, wederrechtelijkheid, aan schuld te wijten
C
aan schuld te verwijten, wettelijke delictsomschrijving, een menselijke gedraging,
D
een menselijke gedraging, aan schuld te verwijten, rechtelijke delictsomschrijving

Slide 2 - Quiz

wanneer vervalt een strafbare handeling?
A
als het strafbare feit achteraf toch niet strafbaar wordt gesteld
B
als voor deze handeling een ontheffing en een vergunning is verleend
C
wanneer de oa het er niet mee eens is
D
als voor deze handeling een ontheffing of vergunning is verleend

Slide 3 - Quiz

wat is aangifte?
A
kennisgeving van een strafbaat feit aan een bevoegde opsporingsambtenaar
B
een vervolging van het gepleegde strafbare feit
C
een vervolging van een strafbaar feit
D
kennisgeving van een gepleegd strafbaar feit aan een bevoegde opsporingsambtenaar

Slide 4 - Quiz

hoe heet een vervolgbaar delict voor de aangifte die niet per se een vereiste is?
A
ambtshalve vervolgbaar
B
opzet misdrijf
C
relatieve klacht
D
klacht delict

Slide 5 - Quiz

kan een aangifte worden ingetrokken?
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

hoe kan een aangever aangifte doen?

Slide 7 - Open question

kan na een bepaalde tijd een aangifte overbodig worden
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

welk strafbaar feit is na 6 jaar verjaard
A
overtredingen
B
misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van meer dan 3 jaar is gesteld
C
misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf van meer dan 3 jaar is gesteld
D
misdrijven waarop gevangenisstraf van 8 of meer jaar is gesteld

Slide 9 - Quiz

wie is bevoegd om een klacht in te dienen?
A
een ieder
B
degene tegen wie het strafbare feit is begaan
C
een ieder die kennis draagt van het strafbare feit
D
getuigen

Slide 10 - Quiz

welke soorten vormen van klachten zijn er

Slide 11 - Open question

elke opsporingsambtenaar een klacht in ontvangst nemen?
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

waar onderscheiden we misdrijven in?
A
absolute klachtdelicten
B
relatieve klachtdelicten
C
buitengewoon klachtdelicten
D
heterdaad klachtdelicten

Slide 13 - Quiz

hoeveel dagen heb je de tijd om een klacht in te trekken?
A
6 dagen
B
10 dagen
C
12 dagen
D
8 dagen

Slide 14 - Quiz

wat is een klachtdelict?
A
een klachtdelict is een delict , dat alleen vervolgbaar is nadat een klacht is begaan.
B
is een delict dat niet vervolgbaar is.
C
een klachtdelict is een delict, dat alleen vervolgbaar is als de persoon tegen wie het begaan is de aangifte doet
D
een klacht delict is een delict als je een klacht indient.

Slide 15 - Quiz

wat houdt artikel 64 WvSR in?
A
een misdrijf die alleen op aangifte wordt vervolgd, is degene tegen wie het feit is begaan, tot de klacht gerechtigd.
B
een misdrijf waar enkel een klacht op wordt gediend.
C
een misdrijf waar enkel een aangifte op wordt gediend.
D
inzake een misdrijf dat alleen op klacht wordt vervolgd, is degene tegen wie het feit is begaan, tot de klacht gerechtigd.

Slide 16 - Quiz

het doen van een valse klacht is strafbaar.
A
waar
B
nietwaar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video