Lidwoorden Theorie en oefeningen

LIDWOORDEN
Wat zijn lidwoorden?

--> de
--> het
--> een
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

LIDWOORDEN
Wat zijn lidwoorden?

--> de
--> het
--> een

Slide 1 - Slide

WANNEER GEBRUIK JE LIDWOORDEN?
Voor elk zelfstandig naamwoord.

Zelfstandig naamwoord = een ding, een dier of een persoon.

Voorbeeld: een appel, het huis, de hond


Slide 2 - Slide

LIDWOORD: EEN
Dit kan je voor elk woord zetten.

Voorbeeld: een koe, een mens, een baby, een dier, een appel, een tafel, een boek

Slide 3 - Slide

LIDWOORD: DE
Het lidwoord "de" gebruik je 
als je weet dat het een man of een vrouw is.


Slide 4 - Slide

LIDWOORD: HET
Het lidwoord "het" gebruik je als je NIET weet of het een man of een vrouw is.


Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je nog "het"?
1. Bij verkleinwoorden, bijvoorbeeld: het manneTJE, het koeTJE, het boekJE, het dansJE
2. Bij een taal, bijvoorbeeld: het Engels, het Nederlands, het Frans, het Arabisch, het Spaans
3. Bij windrichtingen, bijvoorbeeld: het oosten, het westen, het zuiden, het noorden
4. Bij sporten, bijvoorbeeld: het voetbal, het basketbal

Slide 6 - Slide

5. Bij werkwoorden, bijvoorbeeld: het lezen, het luisteren, het vallen, het spelen
6. Als het woord eindigt op -asme, -ment, -aat, -um, -sel, -isme
Bijvoorbeeld: enthousiASME, monuMENT, klimAAT, museUM, voedSEL, egoISME
7. Als het woord begint met -ge, -be of -ver
Bijvoorbeeld: gebak, geheim, beroep, bedrijf, verlof, verstand

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je het lidwoord "de"?
1. Meervouden, bijvoorbeeld: de boeken, de meisjes, de planten, de scholen

2. Fruit en bomen, bijvoorbeeld: de eik, de appel, de banaan, de kiwi

3. Woorden die eindigen op -tie, -sie, -ing, -or, -heid
Bijvoorbeeld: politie, televisie, wandeling, motor, waarheid

4. Als het over een persoon gaat, bijvoorbeeld: de man, de vader, de broer

Slide 8 - Slide

OEFENINGEN
Nu gaan we oefeningen maken! 

SUCCES!

Slide 9 - Slide

MAMA
A
DE
B
HET

Slide 10 - Quiz

LAND
A
DE
B
HET

Slide 11 - Quiz

BOEKJE
A
DE
B
HET

Slide 12 - Quiz

NEDERLANDS
A
DE
B
HET

Slide 13 - Quiz

MANGO
A
DE
B
HET

Slide 14 - Quiz

SCHOLEN
A
DE
B
HET

Slide 15 - Quiz

LAATSTE OEFENING
* Kijk naar de foto en maak een zin bij de foto. Gebruik een lidwoord in de zin.

Bijvoorbeeld:

De vrouw leest een boek.

Slide 16 - Slide


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide