Herhalen onderwerp

 Herhaling onderwerp
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

 Herhaling onderwerp

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 2 - Open question

Het onderwerp (ow)
  • Het onderwerp (ow) geeft aan wie of wat iets doet, of over wie of wat het gaat in de zin. 
  • Het onderwerp is de 'hoofdpersoon' van de zin, maar het is niet altijd een persoon. 
  • Het onderwerp is een mens, dier, ding, plant of eigennaam. 
  • Het onderwerp kan ook verwijzen naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.

Slide 3 - Slide

  • Het onderwerp heeft altijd hetzelfde getal als de persoonsvorm. Als de persoonsvorm in het enkelvoud staat, moet het onderwerp dus ook enkelvoud zijn.
  • Er zijn twee manieren om het onderwerp te vinden
  • 1. Verander de persoonsvorm van getal. (Van enkelvoud maak je dus meervoud of van meervoud maak je enkelvoud).
  • Het zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp.
  • 2. Stel de vraag:
  • Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
  • Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.


Slide 4 - Slide

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp?

De leerling leert het onderwerp vinden.
A
de leerling
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin:
Gisteren liepen er zeven schapen op de A4.

Slide 8 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin:
De bloemen staan er mooi bij.

Slide 9 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin:
Wolfie blafte vrolijk naar de inbrekers.

Slide 10 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin:
Zijn gedrag is onberispelijk.

Slide 11 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin:
Mijn kapsel is echt verpest.

Slide 12 - Open question