MODALS 1

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welcome!

Grammar lesson:

MODALS

Goals

After this lesson, you will:

know how to correctly use modals in English sentences.

Planning

Today we will:

Learn how to use modals correctly

First things first,
what is a modal in Dutch?

1. Koppelwerkwoord
2. Hoofdwerkwoord / Zelfstandig werkwoord
3. Hulpwerkwoord

Modals

Modal = Hulpwerkwoord

Helpt het belangrijkste werkwoord in de zin om de boodschap over te brengen, het is een aanvulling op het hoofdwerkwoord.

You have to send that letter. = Jij moet die brief versturen.

She must go to work. = Zij moet naar haar werk gaan.

Modals

Je hebt verschillende hulpwerkwoorden:

Can - Could - Have to - Should - Must

Je verandert een modal verb nooit in de zin, die blijft altijd hetzelfde. Uitzondering: have to.

I have to - He/She/It has to - We/You/They have to 

Wat is de modal (hulpwerkwoord) in deze zin:
She could not leave him alone.

Wat is de modal in deze zin:
You must walk up the stairs.

Wat is de modal in deze zin:
He has to give his money away.

Modal verbs 

Wat	Have to, should en must
Wanneer	Om aan te geven dat iets gedaan moet worden.
Hoe	Have to - wanneer iets gedaan moet worden should- om advies te geven. ( niet verplicht ) Must- Spreker vind zelf dat iets gedaan moet worden & iemand sterk aanraden iets te doen.
Signaalwoorden	-
Voorbeelden	You should exercise to get more energy. I must go to bed early tonight. You have to drive at the right side of the road.

Have to & should

Have to wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets moet doen. Het is dan verplicht (ook van buitenaf).

Should wordt gebruikt om iemand advies te geven wanneer het niet verplicht is. Je zegt dan dus dat het goed/verstandig is om iets op een bepaalde manier te doen.

Must

Must gebruik je wanneer de spreker zelf vindt dat iets gedaan moet worden, naar hun eigen mening. 

Ook gebruik je must wanneer je iemand iets sterk wilt aanraden, maar het geen verplichting is.

CAN

COULD

BE ABLE TO

BE ALLOWED TO

kunnen /in staat zijn 

mogen/ toestemming krijgen

kunnen/ mogen/ mogelijk zijn 

zou kunnen/ zou mogen 

of konden/mochten

can	could	be able to	be allowed to
= kunnen / mogen = present simple	= zou kunnen, verleden tijd van can , beleefd vragen = present + past simple	= kunnen / in staat zijn = alle tijden (vooral future > will be able to)	= mogen / toestemming vragen of hebben = alle tijden (vooral future > will be allowed to)

Choose the correct modal:
You ....................... do it, it's in the rules!

1. must
2. have to
3. should
4. could

Choose the correct modal:
My advice would be that you ............. see a doctor.

1. should
2. have to
3. must
4. could

Fill in the correct modal:
I ........... really look at my finances today, it is high time I update them.

Fill in the correct modal:
........... you help me figure out which dress I should buy?

Fill in the correct modal:
Teachers ........... be paid a fair salary for their hard work.

Now, tell me...
What did you learn today?

Do exercises 51 and 52

Goals

After this lesson, you will:

know how to correctly use modals in English sentences.

Homework

Chapter 2

Make: Exercises 56-62

Study: Grammar - Modals