What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatica - Les herkansing
Hoe vind je de persoonsvorm?
1 / 14
next
Slide 1:
Open question
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 1 - Open question
Wat is de persoonsvorm?
De gevluchte gevangene zat al hoog en breed in Mexico.
A
gevangene
B
zat
C
hoog
D
in Mexico
Slide 2 - Quiz
Dat nieuwe boek zou ik graag willen hebben.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
dat nieuwe boek
B
zou hebben
C
zou willen hebben
D
zou graag willen hebben
Slide 3 - Quiz
Persoonsvorm
Onderwerp
Julia en Kim
hebben
een cadeautje
Slide 4 - Drag question
Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik geef Ans een kop koffie
A
Ik
B
geef
C
Ans
D
koffie
Slide 5 - Quiz
Veel mensen kopen kleding niet meer in de winkel.
kopen is
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 6 - Quiz
Veel mensen kopen kleding niet meer in de winkel.
in de winkel is
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 7 - Quiz
Veel mensen kopen kleding niet meer in de winkel.
kleding is
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 8 - Quiz
De postbode heeft het cadeau aan ze gegeven.
het cadeau is
A
persoonsvorm
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 9 - Quiz
Lian geeft morgen een cadeau aan Linde.
Aan Linde is:
A
werkwoordelijk gezegde
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 10 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin.
Hans zit op een mooi bankje.
A
Hans
B
zit
C
op een mooi bankje
D
er zit geen lijdend voorwerp in de zin
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin.
Morgen ga ik naar mijn oma.
A
Morgen
B
ga
C
ik
D
oma
Slide 12 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin.
Erik geeft aan Piet een nieuwe auto.
A
geeft
B
aan Piet
C
een nieuwe auto
D
er zit geen meewerkend voorwerp in
Slide 13 - Quiz
Maak een enkelvoudige zin met een
PV - WWg - OW- LV - MV
Volgorde bepaal je zelf, minimaal twee werkwoorden
Slide 14 - Open question
More lessons like this
Grammatica
October 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education
Zinsontleding
May 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Talent 3.7 Grammatica Meewerkend voorwerp
November 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2-4
Woordvolgorde
June 2022
- Lesson with
24 slides
English
Tertiary Education
Zinsdelen benoemen
October 2023
- Lesson with
14 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Herhaling GT Pasen
March 2025
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Grammatica - Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
June 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2