Leerpad thema 2: gezinsbudget, sparen en beleggen

Leerpad
Gezinsbudget, sparen en beleggen
1 / 46
next
Slide 1: Slide
PAVSecundair onderwijs

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Leerpad
Gezinsbudget, sparen en beleggen

Slide 1 - Slide

Doelstellingen
Wat moet je na dit leerpad kunnen? 
  • Je kan vaste, variabele en occasionele inkomsten onderscheiden.
  • Je kan vaste, variabele en occasionele uitgaven onderscheiden.
  • Je kan een optimaal budgetbeheer uitleggen.
  • Je kan 3 redenen waarom we sparen opsommen.
  • Je kan "beleggen" uitleggen.
  • Je kan het verschil tussen een spaarrekening, termijnrekening, aandelen en obligaties benoemen.

Slide 2 - Slide

Overzicht bouwstenen

Slide 3 - Slide

Inhoudstabel
1. Het gezinsbudget (inkomsten en uitgaven)
2. Het gezinsbudget beheren
3. Waarom sparen
4. Sparen: de spaarrekening 
5. Sparen: de termijnrekening
6. Beleggen: aandelen
7. Beleggen: Obligaties

Slide 4 - Slide

1. Gezinsbudget 
Een gezinsbudget is het resterende leefgeld in een gezin.

Hiervoor moeten we alle kosten (uitgaven) van alle inkomsten aftrekken. 

Slide 5 - Slide

Inkomsten en uitgaven

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video


Wat is een inkomen?
A
Een soort kost
B
Een cadeau
C
Vergoeding voor het werk dat je levert (of een opbrengst)

Slide 8 - Quiz

Vaste kosten zijn
A
Noodzakelijk. Het te betalen bedrag varieert.
B
Het gevolg van onverwachte gebeurtenissen.
C
Onvermijdelijk, regelmatig terugkerend en verplicht .

Slide 9 - Quiz

Kinderen naar school brengen is een... kost
A
Vaste
B
Variabele
C
Occasionele

Slide 10 - Quiz

Verbind de uitgave met het correcte voorbeeld

Vaste kost


Variabele kost

Occasionele kost

Slide 11 - Drag question


Wat is het gezinsbudget?
A
Het verschil tussen inkomsten en uitgaven van een gezin.
B
De som van alle uitgaven/ kosten van een gezin.
C
De som van het inkomen van beide ouders.

Slide 12 - Quiz

Overzicht bouwstenen

Slide 13 - Slide

Inhoudstabel
1. Het gezinsbudget (inkomsten en uitgaven)
2. Het gezinsbudget beheren
3. Waarom sparen
4. Sparen: de spaarrekening 
5. Sparen: de termijnrekening
6. Beleggen: aandelen
7. Beleggen: Obligaties

Slide 14 - Slide

2. Het gezinsbudget beheren
Voor een optimaal budgetbeheer heb je een goed zicht op alle inkomsten en alle uitgaven/ kosten. Het is daarbij belangrijk dat de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven.

Hoe je dit concreet kan doen, zie je in het volgende filmpje. 


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Op welke manier kan je een overzicht krijgen van wat je inkomsten en uitgaven zijn?

Slide 17 - Open question

Wat is een factuur?

A
Een soort verzekering die je jaarlijks moet betalen.
B
Een vrijblijvend voorstel op papier over hoeveel iets zal kosten.
C
Een overzicht van geleverde goederen en/of diensten en hun prijs.

Slide 18 - Quiz

Geef 3 tips om te besparen.

Slide 19 - Open question

Inhoudstabel
1. Het gezinsbudget (inkomsten en uitgaven)
2. Het gezinsbudget beheren
3. Waarom sparen
4. Sparen: de spaarrekening 
5. Sparen: de termijnrekening
6. Beleggen: aandelen
7. Beleggen: Obligaties

Slide 20 - Slide

3. Sparen
= Vermogen opbouwen door maandelijks een bedrag te reserveren/ aan de kant te zetten.

Er zijn 3 voorname redenen om dit te doen:
  • Onverwachte kosten (ziekte, werkloos, kapotte wasmachine,...)
  • Later (aanvulling voor je pensioen)
  • Projecten (een woning, wagen, reis,...)

Slide 21 - Slide

1

Slide 22 - Video

00:23
Geef een ander woord voor "onverwachte kosten en kosten voor dingen die je leuk vindt".

Slide 23 - Open question

Op vaste kosten kan je NIET besparen.
A
Juist
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Je kan sparen ook al heb je nog geen vast inkomen?
A
Juist
B
Fout

Slide 25 - Quiz

Wat kan je met je spaargeld doen? 

Slide 26 - Slide

Inhoudstabel
1. Het gezinsbudget (inkomsten en uitgaven)
2. Het gezinsbudget beheren
3. Waarom sparen
4. Sparen: de spaarrekening 
5. Sparen: de termijnrekening
6. Beleggen: aandelen
7. Beleggen: Obligaties

Slide 27 - Slide

4. De spaarrekening (spaarboekje)
= een rekening , waarop je geld zet dat je niet onmiddellijk nodig hebt. In ruil voor het in bewaring mogen houden van je geld, zal de bank jou een vergoeding betalen (= intrest).

Voordeel:
Geen risico 
Je geld is altijd beschikbaar

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

De opbrengst van een belegging over een bepaalde periode.
Vergoeding voor het gebruik van iets (vaak uitgedrukt in %)
Een beloning om jouw geld voor een langere tijd
(1 jaar) op je spaarrekening te laten staan.
Geldsom 

Kapitaal

Intrest

Rendement

Getrouwheidspremie

Slide 30 - Drag question

Zoek op: Hoeveel bedraagt de huidige basisrente van een spaarrekening ongeveer?
A
0,25% - 1 %
B
2,5 % - 3 %
C
4% - 5%

Slide 31 - Quiz

Inhoudstabel
1. Het gezinsbudget (inkomsten en uitgaven)
2. Het gezinsbudget beheren
3. Waarom sparen
4. Sparen: de spaarrekening 
5. Sparen: de termijnrekening
6. Beleggen: aandelen
7. Beleggen: Obligaties

Slide 32 - Slide

5. Termijnrekening 
= een rekening waarop je geld vast zet voor een bepaalde peridode (termijn). Je kan deze termijn zelf bepalen. Je geld is gedurende deze periode/ termijn niet beschikbaar. Je krijgt hier intrest voor.

Voordeel:
Meer opbrengst (hogere rente) dan op een spaarrekening.
Geen risico

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Geef 2 nadelen van een termijnrekening

Slide 35 - Open question

Een spaarrekening brengt meer op dan een termijnrekening.
A
Juist
B
Fout

Slide 36 - Quiz

Een spaarrekening en een termijnrekening houden beide geen risico in.
A
Juist
B
Fout

Slide 37 - Quiz

Inhoudstabel
1. Het gezinsbudget (inkomsten en uitgaven)
2. Het gezinsbudget beheren
3. Waarom sparen
4. Sparen: de spaarrekening 
5. Sparen: de termijnrekening
6. Beleggen: aandelen
7. Beleggen: obligaties


Slide 38 - Slide

Beleggen
Zoals je hebt gezien sparen we om verschillende redenen.
Maar hoe doe je dit nu best? 
In wat volgt komen 2 beleggingsvormen aan bod:
Aandelen, obligaties.

Beleggen is geld investeren met als doel in de toekomst meer geld te hebben.
Het is belangrijk om altijd éérst een spaarpotje achter de hand te hebben voordat je gaat beleggen. 

Slide 39 - Slide

6. Aandelen
Als je aandelen koopt van een bedrijf, word je een stukje mede-eigenaar van dat bedrijf. 

Je deelt in de winst, maar ook in het verlies van dat bedrijf.

Slide 40 - Slide

7. Obligaties
Als je een obligatie koopt van een bedrijf (of de overheid), leen je jouw geld uit. Het bedrijf (of de overheid) moet je dat geld terug betalen. In ruil voor de lening krijg je een vergoeding.

Slide 41 - Slide

Het is veiliger om te investeren in aandelen dan te sparen met een termijnrekening
A
Juist
B
Fout

Slide 42 - Quiz

Zou jij investeren in aandelen of obligaties? En waarom?

Slide 43 - Open question

Ken je nog manieren om je geld te beleggen? Welke?

Slide 44 - Open question

Bepaal nu jouw beleggersprofiel
Voor je gaat beleggen, moet je jezelf als belegger leren kennen. Pas dan kan je weloverwogen keuzes maken.
Je beleggersprofiel geeft weer wie je bent als belegger en vormt een belangrijk startpunt.

De bank kan je advies geven welke beleggingen voor je geschikt zijn en hoe je ze kan beheren. Daarom vragen ze steeds naar jouw beleggersprofiel.
Indien je dit nog niet weet, zal de bank dit samen met jou bepalen.

Om alvast een idee te krijgen van welk beleggerstype jij bent, mag in je werkboek p.15 maken.

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video