12.5 Als het mis gaat

H12 Gezondheid
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H12 Gezondheid

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Bloedgroepenpracticum
- Uit het examen
- 12.5 Als het misgaat

Slide 2 - Slide

Practicum Bloedgroepen
Practicum bloedgroepen (2-tallen): 
Bepaling bloedgroep en resusfactor van 4 patiënten. Elk duo 1 patiënt + uitwisselen. Stencil invullen en laten controleren door TOA of docent. 

Klaar? Lezen en maken 12.5

Slide 3 - Slide

Antwoorden practicum
Patient
Bloedgroep
Schmidt
A+
Muller
AB+
Weiss
B-
Braun
O-
Jones
B-
Green
AB+

Slide 4 - Slide

Papegaaienziekte wordt door een bacterie veroorzaakt. Papegaaien en andere vogels kunnen de ziekte op mensen overbrengen via besmette deeltjes in de lucht. Als iemand die inademt, kunnen de bacteriën via de longen in het bloed terechtkomen. De ziekte geeft soms alleen griepachtige verschijnselen, maar kan ook zeer ernstig zijn. Na infectie worden antistoffen gemaakt. Waar bevinden de antistoffen tegen papegaaienziekte zich dan?
A
alleen in de lymfe
B
alleen in de weefselvloeistof
C
alleen in het bloedplasma
D
in de lymfe, de weefselvloeistof en het bloedplasma

Slide 5 - Quiz

Een stekelbaars raakt geïnfecteerd met een virus.

Is de hoeveelheid antistof in het bloed van de stekelbaars op dag 8 groter dan, kleiner dan of gelijk aan de hoeveelheid op dag 3?
A
kleiner dan
B
gelijk aan
C
groter dan

Slide 6 - Quiz

Kinderen in Nederland worden ingeënt tegen Hib als ze 2, 3, 4 en 11 maanden oud zijn. Dat gebeurt samen met de zogenaamde DKTP-inenting. Hierdoor wordt tegelijkertijd immuniteit opgebouwd tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio en Hib-ziekten.

Worden bij zo’n DKTP-Hib-vaccinatie lichaamsvreemde antigenen in het lichaam gebracht? Zo ja, hoeveel verschillende soorten?
A
ja, één soort
B
ja, meerdere soorten
C
nee

Slide 7 - Quiz

Leerdoelen 12.5
14. Je beschrijft het verschil tussen een tumor en kanker en beschrijft manieren van behandelen van kanker.
15. Je beschrijft de bouw en werking van virussen.
16. Je legt uit hoe een allergische reacties ontstaat.
17. Je legt uit wat auto-immuunziekten zijn.

Slide 8 - Slide

Risicofactoren kanker
Kanker ontstaat als als cellen onterecht te veel gaan delen.
Het kan toevallig ontstaan door fouten (mutaties) bij het verdubbelen van DNA als voorbereiding op een celdeling

Risicofactoren als roken, straling, bepaalde chemicaliën en bepaalde virussen vergroten de kans op mutaties en dus op kanker.

Slide 9 - Slide

Screenen
In Nederland wordt bevolkingsonderzoek uitgevoerd om veel voorkomende vormen van kanker vroegtijdig op te sporen.


Bijvoorbeeld: uitstrijkje voor baarmoederhalskanker (vrouwen 30-60), mammografie voor borstkanker (vrouwen 50-75), darmkanker (55-75 jaar).

Slide 10 - Slide

Uitzaaiïng
Zodra een tumorcel via bloed of lymfe naar een ander orgaan gaat spreek je over een uitzaaiïng.

Slide 11 - Slide

Controle celdeling
De normale celdeling staat onder 
controle van regelgenen. 

Die regelgenen coderen voor 
regel-eiwitten.


Slide 12 - Slide

Controle celdeling
Regelgenen die de celdeling stimuleren
-> proto-oncogenen

Regelgenen die de celdeling remmen
-> tumorsuppressorgenen

Slide 13 - Slide

Controle celdeling
Mutaties in die regelgenen kunnen zorgen voor een ongecontroleerde celgroei: tumor.

proto-oncogenen wordt oncogen en stimuleert de celdeling te veel
tumor-suppressorgen maakt niet werkend eiwit en remt de celdeling niet meer.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Leerdoelen 12.5
14. Je beschrijft het verschil tussen een tumor en kanker en beschrijft manieren van behandelen van kanker.
15. Je beschrijft de bouw en werking van virussen.
16. Je legt uit hoe een allergische reacties ontstaat.
17. Je legt uit wat auto-immuunziekten zijn.

Slide 16 - Slide

Allergische reactie
Een reactie van je immuunsysteem op onschuldige lichaamsvreemde stoffen (allergenen).

Bijvoorbeeld pollen, pinda's,
noten, .......

Roodheid, niezen, tranen, 
opgezwollen slijmvliezen


Slide 17 - Slide

Allergische reactie
Bij een allergische reactie ontstaat bij de afweerreactie een ander type antistoffen (IgE).

Deze antistoffen hechten aan
Mestcellen
Witte bloedcellen in slijm-
vliezen en luchtwegen.




Slide 18 - Slide

Allergische reactie
Bij een volgend contact met het antigeen barsten de mestcellen open en verspreiden Histamine.

Histamine zorgt voor een 
ontstekingsreactie 

--> Allergische reactie.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Examenvraag: Astma

Veel astmapatiënten zijn overgevoelig voor bepaalde antigenen die bij inademing in de bronchiën komen en daar een allergische reactie veroorzaken. Zo een astma-aanval wordt gekenmerkt door benauwdheid en kortademigheid, veroorzaakt door een krampachtig samentrekken van spieren in de wand van de bronchiën.
De antigenen brengen in bepaalde cellen in de slijmlaag van de luchtwegen de productie van een antistof type Ig-E op gang. Deze antistof sensibiliseert in de wand van de bronchiën mestcellen, die reageren door bepaalde stoffen af te geven. Deze stoffen veroorzaken, onder andere via het zenuwstelsel, het optreden van spiercontracties in de wand van de luchtpijpvertakkingen.
2p − Hoort de productie van Ig-E tot de aspecifieke en/of tot de specifieke afweer?
− Welke cellen produceren deze antistof?
timer
3:00

Slide 22 - Slide

Leerdoelen 12.5
14. Je beschrijft het verschil tussen een tumor en kanker en beschrijft manieren van behandelen van kanker.
15. Je beschrijft de bouw en werking van virussen.
16. Je legt uit hoe een allergische reacties ontstaat.
17. Je legt uit wat auto-immuunziekten zijn.

Slide 23 - Slide

Autoimmuunziekte
Als het afweersysteem lichaamseigen antigenen als lichaamsvreemd ziet. 

Het specifieke afweersysteem wordt ingeschakeld en Tc-cellen gaan eigen lichaamscellen aanvallen.
--> lysis (lek prikken)

Slide 24 - Slide

Orgaantransplantatie
Bij een orgaantransplantatie wordt gekeken naar het type antigenen op de lichaamscellen van de donor en de ontvanger. Die moeten voldoende op elkaar lijken.

Dit zijn de HLA-antigenen, deze kunnen het afweersysteem activeren en er zijn een miljoen varianten. 
Een goede match vinden soms dus erg lastig!


Slide 25 - Slide

Aan de slag!
- Maken 12.5 opdr. bij leerdoelen 13 t/m 17



Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Een patiënt met bloedgroep AB- heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 29 - Open question

Een patiënt met bloedgroep A+ heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 30 - Open question

Een patiënt met bloedgroep B- heeft een bloedtransfusie nodig, van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?

Slide 31 - Open question