Het bezittelijk voornaamwoord (klas 1)

Programme
Voorbereiden s.o
Lezen

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Programme
Voorbereiden s.o
Lezen

Slide 1 - Slide

Toets 6 februari
Leer van hoofdstuk 3:

  • Voca A en B (Fa-Ne en Ne-Fa)
  • Bron D en H ( leer de theorie, de gemaakte oefeningen en je aantekeningen)

Slide 2 - Slide

Overhoren
Voca B op blz. 130.

Slide 3 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
Le pronom possessif

Slide 4 - Slide

Leerdoel: 
- aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin
- aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Slide 5 - Slide

Voorbeeld bezittelijk
vnw. in het Nederlands

Slide 6 - Mind map

Voorbeeld bezittelijk vnw.
in het Frans?

Slide 7 - Mind map

Uitleg bezittelijk voornaamwoord






Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Slide 8 - Slide

Uitleg bezittelijk voornaamwoord
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 

Slide 9 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Slide

Hoe weet je of een
woord m/v/mv is?

Slide 11 - Mind map

mijn school (m)
A
ma collège
B
mes collège
C
mon collège
D
tes collège

Slide 12 - Quiz

jouw spullen (mv)
A
ton affaires
B
tes affaires
C
ta affaires
D
mes affaires

Slide 13 - Quiz

zijn kamer (v)
A
ses chambre
B
son chambre
C
ton chambre
D
sa chambre

Slide 14 - Quiz

haar toekomst
A
ses avenir
B
son avenir
C
notre avenir
D
leur avenir

Slide 15 - Quiz

onze klas
A
vos classe
B
notre classe
C
leurs classe
D
nos classe

Slide 16 - Quiz

hun etui
A
leur trousse
B
vos trousse
C
leurs trousse
D
mon trousse

Slide 17 - Quiz

mijn vriendin
A
ma amie
B
mon amie
C
mes amies
D
mes amis

Slide 18 - Quiz

livres
sac à dos
trousse (v)
mon
mes 
ta

Slide 19 - Drag question

secret
profs
récré (v)
ma
leurs
son

Slide 20 - Drag question

C'est un tableau. C'est ______ (mijn) tableau.

Slide 21 - Open question

Là-bas, il y a la chambre de mes parents. C'est ______ (hun) chambre.

Slide 22 - Open question

Il est quelle heure?
Il est deux heures.
Il est trois heures.
Il est six heures et demie.
Il est neuf heures et quart.
Il est midi.

Slide 23 - Drag question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
 être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 24 - Drag question

en quelle classe?
neuf heures.
en cinquième.
tu commences le jeudi?
quinze sur vingt.
ma matière préférée.
Tu es....
Il est....
Je suis....
À quelle heure....
Oui, j'ai...
Le français c'est...

Slide 25 - Drag question

Quelle heure est-il?
Il est une heure
Il est quatre heures
Il est cinq heures
Il est trois heures
Il est neuf heures
Il est onze heures
Il est dix heures
Il est deux heures
Il est sept heures
Il est midi
Il est huit heures
Il est six heures
Il est minuit

Slide 26 - Drag question

être
Je suis
Tu es
Il est
Nous sommes
Vous êtes
Ils sont
jij bent
Jullie zijn
hij is
ik ben
zij zijn
wij zijn

Slide 27 - Drag question

Lezen
Fais ex. 10 et 11 aux pages 106-108.

Slide 28 - Slide