Thema 6 - les 14 - herhaling

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Juf Astrid en juf Petra .... naar buiten?

1. rent
2. rennen
3. springt
4. spring

Wat is het werkwoord in de zin?

Tom viert zijn verjaardag.

1. Tom
2. viert
3. zijn
4. verjaardag

Wat is het werkwoord in de zin?

Mijn moeder bakt een appeltaart.

lesdoel

Ik herhaal de persoonsvorm, het zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord.

DE PERSOONSVORM (PV)

Schrijf de persoonsvorm op!

Ik wilde graag buitenspelen,

Schrijf de persoonsvorm op!

Vroeger was ik mij aldoor aan het vervelen.

Schrijf de persoonsvorm op!

Mijn vader kookt niet graag.

Schrijf de persoonsvorm op!

Hoe eet ik een tompouce?

Wat weet jij nu over de persoonsvorm?

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. een werkwoord
2. zelfde als 'de, het, een'
3. mens, dier, plant, ding of een naam
4. wie of wat

Wat is een zelfstandig naamwoord

1. het huis
2. de
3. waarom
4. mijn

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?

Ik eet een broodje.

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?

Morgen ga ik met de auto.

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?

Ik lees in een leesboek.

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden (2)?

De vogels zitten in een boom.

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden (2)?

Hij speelt vaak een spel op zijn telefoon.

Wat is het zelfstandig naamwoord?

1. Hij
2. spreekt
3. de
4. bevolking

Bedenk een zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat vóór een zelfstandig naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over het zelfstandig naamwoord.

De moeder is lief - De lieve moeder

De kat is wit - De witte kat

De tafel is rond - De ronde tafel

Het meisje is klein - Het kleine meisje

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Zayd is een knappe jongen.

1. Zayd
2. knappe
3. jongen
4. is

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Daar is het leuke meisje.

1. Daar
2. het
3. leuke
4. meisje

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ik ben over een diepe sloot gesprongen?

1. over
2. diepe
3. sloot
4. gesprongen

bijvoeglijk naamwoord

Het boek is dik.

Het dikke boek.

een dik boek

Het raam is vuil

Het vuile raam

een vuil raam

Het kind is lief.

Het ...........kind

1. lief
2. lieve

Het kind is lief.

Een ...........kind

1. lief
2. lieve

Het kopje is geel.

het ....... kopje

1. gele
2. geel
3. geele

Het kopje is geel.

een ....... kopje

1. gele
2. geel
3. geele

de muur is hard.
De ........ muur.

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. mooie, lieve, rare
2. lamp, fiets, plant
3. op, achter, naast
4. de, het, een

Wat zijn de bijvoeglijk naamwoorden?

Je kunt ook kiezen uit kleine of grote bordjes
met sla.

1. uit, sla
2. kiezen, bordjes
3. kleine, grote
4. kleine of grote

Taal

Thema 6, les 14

bladzijde 40

Ik leg de opdrachten uit

leerkracht.juniorcloud.nl