A2: W.14: s.o, hören und Lektion 1&2

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

Slide 1 - Slide

  1. Unterrichtsziele erzählen
  2. (Haus)aufgaben besprechen
  3. Grammatik A und C erklären
  4. Hausaufgaben machen


             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je kunt de der-groep & ein-groep opnoemen.
  • Je kunt de uitgangen van de 3e naamval opschrijven.
  • Je kunt de 3e naamval in een zin vinden en toepassen. 

Slide 3 - Slide

Lektion 1 - Sieh und lies mal
Wir besprechen die Aufgaben 1 - 3 
Danach besprechen wir Grammatik A und üben gleich mit Aufgabe 9.



Slide 4 - Slide

Lektion 1 - Grammatik A
Een zin ontleden:
Er schreibt seiner Freundin.
Wie schrijft?                 Er (hij)
Wat schrijft hij?            (geen antwoord mogelijk)
Aan wie schrijft hij?     An seiner Freundin



Slide 5 - Slide

Lektion 1 - Grammatik A
Een zin ontleden:
Er schreibt seiner Freundin.
Wie schrijft?                 Er (hij)
Wat schrijft hij?            (geen antwoord mogelijk)
Aan wie schrijft hij?     An seiner Freundin
3e
(M)
(O)
(V)
(MV)
der-groep
dem
dem
der
den -n
ein-groep
einem
einem
einer
keinen -n

Slide 6 - Slide

Lektion 1 - Grammatik A
Een zin ontleden:
Mein. . . Bruder kaufe ich ein. . . Tüte Chips.
Ich gebe mein. . . Freunde. . . kein. . . Bonbons. 
Kannst du ein. . . Kaiserschmarren (m) für uns machen?

1. Wie/wat [werkwoord]?                 
4. Wat/wie [werkwoord]  (. . .)?           
3. Aan/voor wie [werkwoord] (. . .)? 



Slide 7 - Slide

Lektion 2 - Grammatik C
Werkwoorden met de 1e, 3e of 4e naamval:
In het Duits hebben veel werkwoorden een vaste naamval.



Werkwoorden +1e
Werkwoorden +3e
Werkwoorden +4e
sein          zijn
werden   worden
bleiben    blijven
danken        bedanken
gefallen       bevallen
gehören      behoren
glauben       geloven
gratulieren  feliciteren
helfen          helpen
schmecken smaken
fragen        vragen
es gibt        er is / er zijn
bitten         om hulp                                                vragen/verzoeken

Slide 8 - Slide

Lektion 2 - Hausaufgaben
Ihr macht:  1 - 3 - 8 - 9a - 10a - 11
Ihr lernt: Lektion 1, 2, 3a und Grammatik A, B, C


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Leervragen:
[1] Maak een korte zin in het Duits met de woorden ontbijt, honing & brood.
[2] Hoe zeg je in het Duits dat er in het weekend altijd verse broodjes zijn. 
[3] Maak een zin in het Nederlands met de woorden der Grund & die Zeitung erin.

Wiederholung!
Wortschatz
Antwoorden:
  • [1] Eigen antwoord
  • [2] Am Wochenende gibt es immer frische Brötchen.
  • [3]Een goede reden om de krant te lezen, is om het nieuws te kunnen volgen.

Slide 11 - Slide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Wisst ihr es schon..?
  2. Unterrichtsziele
  3. Lektion 6 abschließen


             


Während der Unterrichtsstunde:
wiederholen

Slide 12 - Slide