Afweer Les 2 en 3: Specialiseren

Specialiseren of sterven!
§3 t/m 5
Th. 16 Afweer
vwo 6
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Specialiseren of sterven!
§3 t/m 5
Th. 16 Afweer
vwo 6

Slide 1 - Slide

Kennis uit de vorige les
1e verdedigingslinie richt zich op: voorkomen
2e verdedigingslinie richt zich op opruimen en tegenwerken
3e verdedigingslinie richt zich op een specifieke ziekte.

Kenmerken die horen bij deze linies zijn dus:
mechanische afweer, chemische afweer, aspecifiek, specifiek, verworven, aangeboren.

Slide 2 - Slide

Kennis uit de vorige les
1e verdedigingslinie richt zich op: voorkomen
2e verdedigingslinie richt zich op opruimen en tegenwerken
3e verdedigingslinie richt zich op een specifieke ziekte.

Kenmerken die horen bij deze linies zijn dus:
mechanische afweer, chemische afweer, aspecifiek, specifiek, verworven, aangeboren.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

2e - 3e verdedigingslinie
Verschil tussen 2e en 3e linie:
2e linie is aspecifiek en kan iedere ziekteverwekker herkennen! en onschadelijk maken.

3e linie is specifiek en er moeten allerlei stoffen speciaal gemaakt worden. Als de ziekte bestreden is zijn deze stoffen overbodig geworden. Dit kost lichaam dus veel energie en grondstoffen.

Slide 5 - Slide

Herkenning!
Voor zowel 2e als 3e linie is herkenning van iets lichaamsvreemd belangrijk.

Elke cel laat antigenen (antibody generators) zien op het celmembraan.
Lichaamseigen antigenen worden genegeerd.
Lichaamsvreemd activeert immuunsysteem.

MHC-I-molecuul helpt met het presenteren van de antigenen. Dit MHC-molecuul zelf is ook verschillend per persoon.

Slide 6 - Slide

Herkenning!
Daarnaast helpt het complementsysteem met het makkelijker zichtbaar maken van ziekteverwekkers.

Dit gebeurt via:
  • signaalstoffen (leiden naar infectie)
  • opsonisatie (zichtbaar maken)

Daarnaast doden de eiwitten van het complementsysteem zelf ook ziekteverwekkers.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

2e linie is onvoldoende...
Als de ziekteverwekker zich sneller deelt/verspreid dan de 2e linie kan opruimen is er hulp nodig: de 3e linie.

Om te specialiseren is wel informatie nodig.
Dit gebeurt door de APC met een MHC-II-eiwit.

Geïnfecteerde cellen kunnen laten zien dat ze geïnfecteerd zijn via een MHC-I-eiwit, maar dat alleen is niet genoeg.




Slide 9 - Slide

3e linie stelt zich voor:
De 3e linie bestaat uit 'special forces' (lymfocyten) die vooral in lymfeknopen gestationeerd zijn.

Cellen getraind in de thymus (schildklier):
  • Th-cellen
  • Tc-cellen

Cellen getraind in het beenmerg:
  • B-cellen

Slide 10 - Slide

Afweer via Tc-cellen (cellulaire afweer)

Slide 11 - Slide

Afweer via B-cellen (humorale afweer)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Let op:
  • T- en B-cellen bevinden zich vooral in lymfeknopen. Een APC met antigeen moet dus 'op zoek' gaan naar juiste T- en B-cel. Daarna moeten T-/B-cellen zich nog klonen.

  • Activering van Tc- en B-cellen gaat via T-helpercellen.

  • Alleen bij 3e linie worden zowel T- als B-geheugencellen gevormd. Klaar om volgende infectie af te slaan (immuun).





Slide 14 - Slide

Oefenen
Oefen met de volgende vragen:
23, 25, 26a, 30, 33, 34 en 35.

Slide 15 - Slide

Immuniteit
Je bent immuun als je het vermogen hebt om ziekteverwekkers uit te schakelen voordat je ziek wordt.

Dit kan doordat je geheugencellen hebt gemaakt bij een eerdere infectie.

Je gebruikt hierbij vooral de humorale (antistoffen) en eventueel de cellulaire (via Tc-cellen) afweer.

Slide 16 - Slide

Vormen van immuniteit

Slide 17 - Slide

Vormen van immuniteit
Actief: hierbij maakt je lichaam geheugencellen (lange bescherming).

Passief: je krijgt antistoffen, zonder zelf geheugencellen aan te maken (tijdelijke bescherming).

Kunstmatig: via een injectie grijpt de mens in.
Natuurlijk: zonder menselijk ingrijpen.

 




Slide 18 - Slide

Bloedgroepen

Slide 19 - Slide

Oefen per onderwerp:
Paragraaf 16.4
  • Algemeen specifiek afweer
vraag 40, 41
  • Immunisatie:
vraag 42
  • Antibiotica:
vraag 46
  • Allergie:
vraag 51

Paragraaf 16.5:
  • Bloedgroepen
Vraag 55, 58
  • Orgaandonatie
vraag 61, 62
  • Auto-immuunziekten
vraag 63
  • Kanker
vraag 68

Slide 20 - Slide