H2 P1 en 2

De economische kringloop
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De economische kringloop

Slide 1 - Slide

Markten hebben invloed op elkaar
Als appels in prijs stijgen, heeft dat gevolgen voor andere markten:
- Peren/Appeltaarten/appelmoes etc.

Markten zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Veranderingen op de ene markt zorgen voor veranderingen op de andere markt. = Macro economie 

Slide 2 - Slide

5 minuten zelfstandig:
Maken hfst 2, paragraaf 1, vraag 2

Slide 3 - Slide

De economische kringloop 

Bedrijven produceren met

productiefactoren (= productie).

De producten verkopen ze en 

daarmee betalen ze de beloningen 

voor de productiefactoren aan de 

gezinnen (= inkomen), die daarmee de producten kopen, die bedrijven weer produceren.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Dus dit:

Slide 6 - Slide

Economische kringloop

Y = nationaal inkomen
C = Consumptie
B = Belasting
S = Besparingen
O = Overheidsbestedingen
I = Investeringen
E = Export
M = Import 
Grote kringloop van een land

Slide 7 - Slide

Gezinnen
Gezinnen krijgen binnen: Inkomen (Y)
Geven ze volledig uit aan:
Consumptie (C)
Belasting (B)
Sparen (S)
DUS --> Y = C + B + S

Slide 8 - Slide

Overheid
Overheid krijgt binnen:
Belasting
Geven ze volledig uit aan:
Overheidsuitgaven

Tekort overheid: (O - B)

Slide 9 - Slide

2 soorten belasting
Directe belastingen --> Gaat direct naar overheid, zoals loonbelasting en winstbelasting
Indirecte belastingen --> Gaan via een andere partij. BTW over producten, accijns. Gaat eerst naar bedrijf, daarna naar overheid. 

Slide 10 - Slide

Bedrijven
Bedrijven krijgen binnen:
C,I,O,E
Geven ze volledig uit aan:
Inkomen (Y)
Imoprt (M)
DUS --> Y = C + I + O + E - M

Slide 11 - Slide

Bestedingsmethode
Y + M zijn de uitgaven van de bedrijven
C + I + O + E zijn de inkomsten van bedrijven

Dus Y+M = C + I + O + E 

BBP van een land is dus --> Y = C + I + O + E - M

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Berekenen onbekende
Kijk bij bedrijf wat er allemaal binnenkomt:
250 + 29 + 139 + 415 
=
Eruit gaat:
460 + ? (M)
M is dus 373

Slide 14 - Slide

Identiteiten economische kringloop
  • Y = C + B + S
  • Y = C + I + O + E - M
  • Overheidssaldo = B - O 
  • Particulier spaarsaldo = S - I 
  • Nationaal spaarsaldo = (S-I) + (B-O) óf (E-M)
  • Uitvoersaldo = E - M
  • (S-I) + (B-O) = (E-M)

Slide 15 - Slide

Hoeveel besparen de gezinnen?
A
0
B
10
C
35
D
6

Slide 16 - Quiz

Heeft de overheid een tekort of een overschot?
A
tekort
B
overschot

Slide 17 - Quiz

Macro-economische identiteiten

Uit het kringloopmodel kunnen we zogenaamde macro-economische identiteiten (vergelijkingen die altijd gelden) afleiden:
1) Wat de gezinnen binnenkrijgen = wat er bij de gezinnen uitgaat: Y = C + B + S

2) Alle bestedingen = productie = binnenlands inkomen:

     C +  I + O + E – M = Y

Slide 18 - Slide

Spaarsaldo's

Identiteiten 1 en 2 gecombineerd geeft:
Y = C + B + S
Y = C +  I + O + E – M

.................................................................................................


Slide 19 - Slide

Kennen en leren: SIBOEM (Spaarsaldo's)

Slide 20 - Slide

Aan het werk
Hfst 2, Paragraaf 2: 2,3,4,5,6,7,10,12 en 13

Slide 21 - Slide