Mijn proefles

Waar komt de zon op?
A
Noorden
B
Oosten
C
Zuiden
D
Westen
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeBasisschoolGroep 7

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waar komt de zon op?
A
Noorden
B
Oosten
C
Zuiden
D
Westen

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.


Wat is in deze zin 
een zelfstandig naamwoord?
blonde
jongen
rugtas
is

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Deze sloot ___ afgelopen winter niet door alle troep.
VT
A
bevriest
B
bevriesde
C
bevriesden
D
bevroor

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Is het onderstreepte woord een pv?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden.
_________
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

open - .....
A
leeg
B
los
C
dicht
D
nat

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

vol - .....
A
open
B
los
C
dun
D
leeg

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

vul in antwoorden.
Hij ..... gisteren pas heel laat.
A
antwoorden
B
antwoordde
C
antwoorde
D
antwoordden

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

___ vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke twee provincies liggen helemaal in het noorden van Nederland?
A
Friesland en Groningen
B
Limburg en Noord-Brabant

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de ik-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

haal de helen eruit
30/5
A
1/6
B
6
C
5
D
1/5

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een schapenkooi is 15 x 10 meter.

Hoeveel meter hek heeft de boer moeten
kopen om de kooi te maken?
A
50 m
B
150 m
C
150 m2
D
25 m

Slide 14 - Quiz

Als je de grootte van iets uitspreekt zeg je vaak: (lengte) bij (breedte) meter. Dat schrijf je als ... x ... meter.
Diego is 4 dagen ziek geweest in deze schoolweek. Hoeveel procenten is Diego ziek geweest?
A
20%
B
40%
C
60%
D
80%

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


Van de 50 kinderen zijn 5 kinderen te laat gekomen. Hoeveel procent is dat?
Procenten!
A
50 %
B
5 %
C
1 %
D
10 %

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een kaart heeft een schaal van:
1 : 50.000
dit betekent dat 1 cm op de kaart =
A
50 km
B
0,5 km
C
5 km
D
5000 m

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

hoeveel is 1×1?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Het grootste deel van het water op aarde bestaat uit ...
A
Zoet water
B
Zout water

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Arnhem is de hoofdstad van de provincie
A
Gelderland
B
Overijssel
C
Drenthe
D
Utrecht

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Achter welk woord moet een komma? Sleep dat woord naar de komma. ( 2 antwoorden goed)
Komma
Dit
moet
je
nog
toevoegen
:
tomaten
prei
en
knoflook
ui.

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.


Wat is in deze zin het 
bijvoeglijk naamwoord?
blonde
jongen
rugtas
is

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Thuiswerken is ......
A
Leuk
B
Stom
C
Saai
D
Geweldig

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions