grammatica hebben zijn 1.12 en 1.15

grammatica hebben zijn 1.12 en 1.15
Doel van de les:
Aan het einde van de les weet ik hoe ik de werkwoorden hebben en zijn kan vervoegen
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

grammatica hebben zijn 1.12 en 1.15
Doel van de les:
Aan het einde van de les weet ik hoe ik de werkwoorden hebben en zijn kan vervoegen

Slide 1 - Slide

hebben

Slide 2 - Mind map

zijn

Slide 3 - Mind map

werkwoord= een doewoord
Hebben is een onregelmatig werkwoord: het verandert
Een werkwoord is een doe woord.


Hebben en zijn: onregelmatige werkwoorden


vervoegen: het verandert


Infinitief (hele werkwoord):       hebben                  zijn 

Slide 4 - Slide

hebben
zijn
ik heb
jij hebt
hij/zij heeft
wij/zij hebben
ik ben
jij bent
hij/zij is
wij/zij zijn
vormen

Slide 5 - Slide

U
speciale vorm:
u hebt
  u heeft

Slide 6 - Slide

jij
speciaal bij een vraag:
jij heb
heb jij?

Slide 7 - Slide

Mijn zus ... één zoon
A
heb
B
heeft
C
ben
D
is

Slide 8 - Quiz

mijn ouders ... 3 kinderen
A
hebben
B
heeft
C
zijn
D
is

Slide 9 - Quiz

Hij ... mijn oom
A
heeft
B
bent
C
zijn
D
is

Slide 10 - Quiz

Jan en Sharon
... getrouwd
A
zijn
B
is
C
hebben
D
hebt

Slide 11 - Quiz

Fadi ... een fiets
A
hebt
B
is
C
heeft
D
zijn

Slide 12 - Quiz

... jij Peter?
A
bent
B
heb
C
ben
D
hebt

Slide 13 - Quiz

vul in: Het ... goed

Slide 14 - Open question

vul in:
U ... vier kinderen.

Slide 15 - Open question

Maak een zin met het woord :
is

Slide 16 - Open question

Maak een zin met het woord:
hebt

Slide 17 - Open question

Maak een zin met jullie.
Gebruik een vorm van hebben of zijn

Slide 18 - Open question

Ik
u
jullie
wij
zij
heeft
hebt
zijn
hebben
ben

Slide 19 - Drag question