3tl hfd 4 Verwijswoorden en Meervoud

DOEL


- je kunt meervouden correct spellen

- je kunt verwijswoorden gebruiken
spelling: meervoud en verwijswoorden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

DOEL


- je kunt meervouden correct spellen

- je kunt verwijswoorden gebruiken
spelling: meervoud en verwijswoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meervoud van balie?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Wat is het meervoud van
idee?
A
ideen
B
ideeen
C
ideeën
D
idees

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Meervoud eindigt op 's
Meervoud eindigt op s
piano
asperge
café
bikini
pyjama
garage
lolly
sirene

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meervoud van graf (van een begraafplaats)
A
graaven
B
grafen
C
graffen
D
graven

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het meervoud van etage?
A
etages
B
etage's

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Klemtoon op ie 
= meervoud +ën
geen klemtoon op ie = meervoud +n (wel trema op de e)
drie
epidemie
melodie
knie
porie
tralie
kolonie
bacterie

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Geef het meervoud van industrie
A
industrieën
B
industriën

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Geef het meervoud van porie
A
poriën
B
porieën

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Geef het meervoud van theorie
A
theoriën
B
theorieën

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Geef het meervoud van kopie
A
kopieën
B
kopiën

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Geef het meervoud van melodie
A
melodieën
B
melodiën

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Museum wordt in het meervoud museums of musea.
Het meervoud van jubileum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 16 - Open question

jubileums of jubilea
Datum wordt in het meervoud datums of data.
Het meervoud van centrum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 17 - Open question

centrums of centra
Zeeman wordt in het meervoud zeemannen, zeelui of zeelieden.
Het meervoud van vakman wordt dus
_________, _________ of _________ .

Slide 18 - Open question

vakmannen, vaklui of vaklieden
Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Marlea's vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
drumstel
hij
zij
het
ze

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt  ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

GELEERD?

- je kunt meervouden correct spellen
spelling: meervoud

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Maken
Zie huiswerk op het bord. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions