Herhaling waterpotentiaal, capillaire werking

Transport in planten
5V
Thema 5
BS 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Transport in planten
5V
Thema 5
BS 2

Slide 1 - Slide

Sapstromen
Anorganisch: 
  • Water en zouten
  • Houtvaten (xyleem)

Organisch: 
  • Glucose en andere organische stoffen
  • Bastvaten (floeem)

Slide 2 - Slide

Water en mineralen opname
Hout- en bastvaten bevinden zich in de wortel in de centrale cilinder

Daaromheen ligt een laag endodermis
  • Deze cellen bevatten een kurkbandje: bandje van Caspary
--> selectieve opname van stoffen

Slide 3 - Slide

Wortelharen
Epidermiscellen groeien uit tot wortelharen
--> groter oppervlak
--> sneller opname water en mineralen

Slide 4 - Slide

Watertransport wortelcellen
  • Bij kurkbandjes actief transport via celmembraan
  • Hoge osmotische waarde in centrale cilinder
  • Osmose naar centrale cilinder
  • Kurkbandjes verhinderen terugstromen water
  • Water in houtvat stijgt --> worteldruk

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Waterpotentiaal
= druk nodig om water te verplaatsen
Afhankelijk van:
  • Osmotische waarde van een cel: meer opgeloste stoffen --> negatieve osmotisch potentiaal 
  • Drukpotentiaal (turgordruk): meer vocht in een cel --> positieve drukpotentiaal
  • Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal

Slide 7 - Slide

Capillaire werking
Samen met verschil in
waterpotentiaal zijn 
deze krachten sterker dan
de zwaartkracht

Slide 8 - Slide

Huidmondjes
  • Regelen verdamping
  • Afname turgor sluitcellen door watertekort zorgt voor vormverandering waardoor huidmondje dicht gaat
  • Kan ook onder invloed van licht en CO2

Slide 9 - Slide

Houtvaten
  • Watertransport door verdamping, capillaire werking en waterpotentiaal
  • Sapstroom van beneden naar boven
  • In zomer vooral verdamping, in lente vooral worteldruk

Slide 10 - Slide

Bastvaten
  • Bevat vooral suiker
  • Variabele richting sapstroom, van suikerbron naar plek waar suiker nodig is of opgeslagen wordt

Slide 11 - Slide

Een plantencel wordt in zuiver water (gedestilleerd) gelegd. De druk in de cel is 0,3 MPa en de druk van de opgeloste deeltjes in de cel is 0,163 MPa. Leg met behulp van een berekening uit hoe het water zich verplaatst.

Slide 12 - Open question

In de winter wordt zout gestrooid op de wegen. Beinvloed dit de wateropname van bermplanten? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?

Slide 13 - Open question

Water stroomt naar de centrale cilinder van de wortel want...
A
Ψ is daar hoger door hoge osm. waarde
B
Ψ is daar hoger door druk
C
Ψ is daar lager door hoge osm. waarde
D
Ψ is daar lager door druk

Slide 14 - Quiz

Waar in het bastvat moet de Ψ hoger zijn?
A
Bij de source (meestal blad)
B
Bij de sink (meestal de wortels)

Slide 15 - Quiz

Hoe beïnvloedt wordt Ψ beïnvloed door de afstand tot de aarde?
A
Dichter bij de aarde is Ψ lager
B
Dichter bij de aarde is Ψ hoger
C
Dichter bij de aarde is Ψ groter
D
Dichter bij de aarde is Ψ kleiner

Slide 16 - Quiz

Een planten cel wordt in demiwater gelegd en neemt water op. Wat gebeurt er met Ψp (drukpotentiaal)?

Slide 17 - Open question

antwoord
de cel neemt water op
hierdoor ontstaat er druk op de celwand
die druk is een motivatie voor water om weg te stromen
de drukpotentiaal is positief en neemt dus toe

Slide 18 - Slide

Er komt strooizout in de berm terecht. Wat gebeurt er met de wateropname door de wortels van de bermplanten?
A
Groter want de Ψs van het grondwater stijgt.
B
Groter want de Ψs van het grondwater daalt
C
Kleiner want de Ψs van het grondwater stijgt
D
Kleiner want de Ψs van het grondwater daalt

Slide 19 - Quiz