H3 p.c. onregelmatige werkwoorden (GL3D vervolg)

En route!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

En route!

Slide 1 - Slide

Vooruit- en terugkijken periode 2
2. Ik kan de woorden en zinnen die te maken hebben met 'le camping' correct vertalen (NF/FN) 


3. Ik kan de woorden en zinnen die te maken hebben met 'reizen' correct vertalen (NF/FN) 
4. Ik kan van leesteksten (A2-niveau) over 'reizen' de belangrijkste informatie benoemen 
5. Ik kan de passé composé met het juiste hulpwerkwoord correct gebruiken voor de regelmatige werkwoorden -er, -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire en prendre 
6. Ik kan een lijdend voorwerp in een Franse zin vervangen door le, la, l' of les (persoonlijk voornaamwoord) 

2. SO 'le camping' (taaldorpboekje)


3.  GL3ABEF; 3CG
4. GL3BF/ LB extra
5. GL3D/ LB extra
6. GL3H/ LB extra


REPETITIE doel 3 t/m5 (+SO huiswerkcheck)

Slide 2 - Slide

Vooruitkijken: 
Wat doen we vandaag?
5. Ik kan de passé composé met het juiste hulpwerkwoord correct gebruiken voor de regelmatige werkwoorden -er, -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire en prendre (GL3D)




Slide 3 - Slide

maak
aantekeningen

Slide 4 - Slide

beschrijft: 
  • wat er gebeurd is
  • wat je hebt gedaan

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

kennen!

Slide 7 - Slide

visité
réussi
attendu

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

NIEUW!!

Slide 10 - Slide

hebben
zijn
maken/ doen
nemen
gehad
geweest
gemaakt/ gedaan
genomen

Slide 11 - Slide

hebben
zijn
maken/ doen
nemen
gehad
geweest
gemaakt/ gedaan
genomen

Slide 12 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 13 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 14 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 15 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 16 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 17 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 18 - Slide

dus (wat zijn de antwoorden?):
avoir
passé composé
ik heb gehad
jij hebt gehad
hij/zij/ men heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad/ u heeft gehad
zij hebben gehad (m/v)
j'ai eu
tu as eu
il/ elle/ on a eu
nous avons eu
vous avez eu
ils/ elles ont eu

Slide 19 - Slide

stappen:
1. onderwerp (Wie?) =
2. bijpassend hulpwerkwoord (avoir of être) = 
3. voltooid deelwoord = regelmatig: de regel STAM + (é of i of u)
                                                  onregelmatig: welke vorm? 

Slide 20 - Slide

Zet in de passé composé
On (faire) _______ __________ un tour de France dans un camping-car.

A
fait
B
a fait
C
faiu
D
a faiu

Slide 21 - Quiz

Zet in de passé composé:
Nous (avoir) __________ __________ un bon voyage.
A
eu
B
avons eu
C
avons avoi
D
avez eu

Slide 22 - Quiz

Zet in de passé composé:
Vous (prendre) _________ _______ le bus
A
a prendu
B
avez prendu
C
avez pris
D
pris

Slide 23 - Quiz

Zet in de passé composé:
Je/ j’ (être) ________ _________ en Suisse pendant les vacances.
A
ai
B
été
C
ai été
D
ai étu

Slide 24 - Quiz

vertaal:
Hij is in Frankrijk (= en France) geweest.
Let op: onderwerp- werkwoorden-rest

Slide 25 - Open question

Bijhouden: 
les devoirs 
Faire: 
  • Grandes Lignes chapitre 3D (ex. 15, 16abcd)
  • www.verbuga.eu: avoir/ être/ prendre/ faire
Apprendre: 
  • Grandes Lignes chapitre 3CG (slim stampen)
  • Grandes Lignes chapitre 3ABEF (slim stampen)
  • Grandes Lignes chapitre 3D (slim stampen)
LET OP: SO huiswerkcheck in week 4
5. Ik kan de passé composé met het juiste hulpwerkwoord correct gebruiken voor de regelmatige werkwoorden -er, -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire en prendre (GL3D)

Slide 26 - Slide

Terugkijken
5. Ik kan de passé composé met het juiste hulpwerkwoord correct gebruiken voor de regelmatige werkwoorden -er, -ir, -re en de onregelmatige werkwoorden avoir, être, faire en prendre (GL3D)




Slide 27 - Slide

Ik kan de passé composé correct gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Au revoir!

Slide 29 - Slide