Les 16 P2 2HV ESTAR vs SER

¡Bienvenidos a tu clase de español!
16
Hoy es miércoles
de febrero 
de 2022
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
16
Hoy es miércoles
de febrero 
de 2022

Slide 1 - Slide

Prepárate para la clase
Maak je klaar voor de les...
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado 
Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila, la cual está al suelo
Je mobiel is uit en in je tas en die staat op de grond.
  • Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo
Schrift, laptop en pen heb je bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!
 Let op! Oren open en wees stil!


Slide 2 - Slide

El programa de hoy

1) 4 laatste presentaties

2) Tema nuevo: ESTAR  

3) bespreken Ejercicio 2 y 3

4)  Voca overhoren 2.1, 2.2 + ww 1- 24

Hoy es lunes, 
el 6 de diciembre de 2021

Slide 3 - Slide

Los objetivos de esta clase

1. Vais a aprender el verbo ESTAR; Jullie gaan  het werkwoord ESTAR leren ( vervoegen en gebruiken
De doelen voor deze les

Slide 4 - Slide

Paso adelante digitaal
Vanaf deze periode gebruiken we ook Paso adelante.
Waar vind je dit? 
Magister > ELO > Bronnen > Paso adelante 1e ed.

we beginnen in capítulo 2

Slide 5 - Slide



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben, bevind mij
jij bent, bevindt je
hij, zij is / u bent , bevindt zich 
wij zijn, bevinden ons
jullie zijn, bevinden je
zij zijn, bevinden zich
Estar
Zijn
(zich bevinden, liggen)

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je estar?
SER betekent  toch zijn?
Waarvoor gebruik je dan ESTAR?

ESTAR=  (plaats, of tijdelijke toestand) (WAAR,HOE)
SER = (vaste eigenschappen) (WAT, WIE)

Slide 7 - Slide

ser en estar
Zowel ser als estar betekenen 'zijn'. 
Maar estar betekent ook 'zich bevinden', 'liggen' 
Je gebruikt estar dus bij plaatsbepalingen. 
Ook het vraagwoord waar (dónde) zie je vaak hierbij
Bijvoorbeeld:    
Waar ben je?  ¿dónde estás?
Ik ben hier - Estoy aquí 

Slide 8 - Slide



(yo) soy
(tú) eres
(él, ella, usted) es
(nosotros/as) somos
(vosotros/as) sois
(ellos/as, ustedes) son


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn 
zij zijn
Ser
Zijn

Slide 9 - Slide



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben, bevind mij
jij bent, bevindt je
hij, zij is / u bent , bevindt zich 
wij zijn, bevinden ons
jullie zijn, bevinden je
zij zijn, bevinden zich
Estar
Zijn
(zich bevinden, liggen)

Slide 10 - Slide

ser of estar?
SER gebruiken we voor eigenschappen die niet veranderen. 

  1. Bij ser hoort  wat / wie     > ¿Quién es?, ¿qué es?
  2. Vaste eigenschappen, karakter >> aardig , slecht, goed
  3. Naam, nummer, tijd
  4. beroep
  5. Nationaliteit
  6. Afkomstig zijn uit; ik kom uit Amsterdam = Soy DE Ámsterdam
  7. Fysieke eigenschappen als groot, klein, dik dun, soort materiaal

Slide 11 - Slide

ser of estar?
ESTAR  betekenis:zijn, zich bevinden, liggen gebruiken voor plaatsbepalingen
  1. Bij estar hoort het vraagwoord WAAR   > ¿Donde está? 
  2. Tijdelijke emotionele of fysieke toestand : ik ben verdrietig > estoy triste, 
hij is gewond > está herido, wij zijn ziek > estamos enfermos

Maar let op: ik ben in Amsterdam >>> Estoy EN Ámsterdam
maar ik kom uit Amsterdam >>> Soy DE Ámsterdam

Slide 12 - Slide

¿Qué vas a hacer?: oefenen met het werkwoord ESTAR en SER
¿Qué necesitas?:  Tu libro amarillo, pág 30 hasta 34, ejercicios 1 -5
¿Cómo?: Tú trabajas solo o sola ; Alleen, zelfstandig werken 

¿Cuánto tiempo?: 20 minutos stil 
Objetivo (doel): Je weet hoe je ESTAR moet vervoegen én je weet SER en ESTAR uit elkaar te  houden

He terminado la tarea ¿y ahora? (Klaar, en nu?)
Verder leren >>>> voca 2.1 + ww 1-24

Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 13 - Slide

APRENDE (LEER):  
VOCA 2.1 , 2.2(NL> ESP)
+ roze werkwoordenblad 1 t/m 24

HAZ (MAAK):
ejercicio A y B ( libro amarillo)
Paso adelante WB Bron A

Los deberes para la próxima clase
(het huiswerk voor de volgende les...)
¡Mucha suerte!; veel succes!

Slide 14 - Slide

y... ¿Qué has aprendido hoy?
¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)

Slide 15 - Slide