1.3 cultuur h4

Nakijken!
timer
20:00
Alleen
Uitkomst: 
Centraal bespreken
Klaar?:
tekstverkenners 1.2 (vraag 2, 3, 4 & 5)
blz 12
Opdracht 8 blz 13
Opdracht 10 blz 15 (vraag 1, 2, 3, 4 & 5)

1 / 48
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Nakijken!
timer
20:00
Alleen
Uitkomst: 
Centraal bespreken
Klaar?:
tekstverkenners 1.2 (vraag 2, 3, 4 & 5)
blz 12
Opdracht 8 blz 13
Opdracht 10 blz 15 (vraag 1, 2, 3, 4 & 5)

Slide 1 - Slide

Opdracht 8
1) [Socialisatie is het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toebehoren.]
Twee belangrijke socialisatoren in het leven van een puber zijn (bijv) vrienden en de media.
De normen over roken die deze socialisatoren overdragen, zullen het rookgedrag van de jongere dus waarschijnlijk beïnvloeden. Doen zij er positief over, dan gaat de jongere sneller roken, dan wanneer zij er negatief over doen.
2) Fabrikanten, de overheid.
3) [Referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.]
In de tekst is te lezen dat ‘mensen met deze tint de negatiefste associatie hebben’ en dat de bekende logo’s niet meer te zien zijn. ‘Tabaksfabrikanten hebben die jaren gebruik omdat mensen er positieve associaties mee hebben’.
Men hoopt dus dat het referentiekader van jongeren hiermee verandert en dat zij door de nieuwe manier van verpakken, roken en sigaretten niet meer zien als aantrekkelijk en positief maar als onaantrekkelijk en negatief.

Slide 2 - Slide

Opdracht 10
1) Een genderstereotype is een vaststaand beeld van hoe een man en hoe een vrouw ‘hoort te zijn’ en wat zij ‘horen te doen’, en ook wat zij juist niet zouden kunnen of moeten doen. Zoals in de bron: een vrouw die als enige opruimt en een man die geen huishoudtaken kan doen.
2) Je referentiekader bepaalt hoe je naar de wereld kijkt. Een onderdeel van je referentiekader zijn opvattingen over man-vrouw verhoudingen en stereotypen maken daar onderdeel van uit.
3) Socialisatie bestaat uit het proces van overdracht en verwerving van cultuur.
Reclames dragen cultuur over, want zij dragen bepaalde (stereotype) beelden uit, bijvoorbeeld; een vrouw moet het huishouden doen (of een slank ‘strand lichaam’ hebben).
Mensen die deze reclames zien verwerven deze cultuur vervolgens; de indruk wordt gewekt dat je als vrouw je zo moet gedragen en er zo uit moet zien, dus dit beeld wordt onderdeel van het referentiekader van de kijker. [In de bron is sprake van tertiaire socialisatie; de overdracht van cultuur door een anonieme socialisator waar men niet een rechtstreekse band mee heeft. In het geval van de bron: de media in de vorm van de uitgezonden reclames.]
4) Delen van het kernconcept identiteit zijn, het beeld dat je van jezelf hebt en dat is afgeleid uit de groepen waar je bij hoort. Door genderstereotypen verandert dit beeld: ik ben wel/niet zoals het ‘hoort’ op basis van de groep (man/vrouw) waar ik bij hoor. Bovendien zou je erop kunnen wijzen dat wanneer deze genderstereotypes gereproduceerd blijven worden, de externe collectieve identiteit van vrouw- en man-zijn versterkt wordt.


Slide 3 - Slide

Opdracht 10
4) Delen van het kernconcept identiteit zijn, het beeld dat je van jezelf hebt en dat is afgeleid uit de groepen waar je bij hoort. Door genderstereotypen verandert dit beeld: ik ben wel/niet zoals het ‘hoort’ op basis van de groep (man/vrouw) waar ik bij hoor. Bovendien zou je erop kunnen wijzen dat wanneer deze genderstereotypes gereproduceerd blijven worden, de externe collectieve identiteit van vrouw- en man-zijn versterkt wordt.
5) Verschillende fouten:
a) In de ingezonden brief gaat het in alinea 2 om ‘collectieve identiteit’ maar dat moet ‘persoonlijke identiteit’ zijn, het gaat namelijk om het zelfbeeld.
b) In alinea 3 staat dat de media de ‘allerbelangrijkste socialisator’ zijn maar dat is niet zo. Ouders en vrienden wel.
c) Een derde fout is het spreken over cultuurverwerving bij de media. Maar het gaat hier om cultuuroverdracht. We weten niet of dit is overgenomen (verworven) door degenen die gebruik maken van de media. Dat zal per persoon anders zijn.


Slide 4 - Slide

LES 3

Slide 5 - Slide

§1.3 Cultuur

Slide 6 - Slide

Cultuur
Het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben.

Slide 7 - Slide

Ezelsbruggetje
Voorstellingen
Opvattingen
Uitdrukkingsvormen
Waarden
En
Normen

Slide 8 - Slide

Koppel de juiste term aan de juiste uitleg.
Wat mensen in hun hoofd meedragen
Hoe het gedrag van mensen geregeld wordt
Wat je aan de buitenkant kunt zien of merken
Waarden
Opvattingen
Voorstellingen
Uitdrukkingsvormen
Normen
Instituties

Slide 9 - Drag question

OPGEDEELD: CULTUUR
Een cultuur bevat elementen die ... :
  • Mensen in hun hoofd meedragen;
> Waarden, opvattingen en voorstellingen

  • Je aan de buitenkant kunt zien of merken;
> Uitdrukkingsvormen

  • Het gedrag regelen van mensen.
>Normen en instituties

Slide 10 - Slide

Elementen van cultuur
  • Waarden: idealen, zoals vrijheid en gelijkheid
  • Opvattingen: ideeën over iets
  • Voorstellingen: beelden, ideeën en verhalen over een gebeurtenis.

1. Wat mensen in hun hoofd meedragen:

Slide 11 - Slide

Idealen, zoals vrijheid, gelijkheid en vrijheid
Wat mensen in hun hoofd meedragen
Ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen, zoals een Islamitische, linkse of hedonistische opvatting. Dit zijn waardensystemen.
Beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis, bijvoorbeeld over een oorlog.
Waarden

Opvattingen
Voorstellingen

Slide 12 - Slide

Uitdrukkingsvormen
De materiële aspecten van een cultuur, bijvoorbeeld symbolen (kruis voor christenen, hamer en sikkel voor communisten).

Slide 13 - Slide

Elementen van cultuur
2. Hoe gedrag geregeld wordt:
  • Normen: regels die horen bij waarden.

3. Wat je aan de buitenkant kunt zien of merken:
  • Uitdrukkingsvormen: symbolen, taal, mode.

Slide 14 - Slide



De Iraanse cultuur staat bekend om haar gastvrijheid. Welk element van cultuur is gastvrijheid?
De Iraanse cultuur staat bekend om haar gastvrijheid. Welk element van cultuur is gastvrijheid? 
A
Opvatting
B
Voorstelling
C
Waarde
D
Uitdrukkingsvorm

Slide 15 - Quiz

materiële aspecten van cultuur
     gebouwen
     symbolen
concreet en tastbaar
merken
kunst
Kleding
President

Slide 16 - Slide

immateriële aspecten van cultuur
zie je niet maar bepalen gedrag
waarden
Institutie 
Opvattingen
Normen

Slide 17 - Slide

Wat is geen materieel aspect van de Nederlandse cultuur?
A
vrijheid van meningsuiting
B
stroopwafels
C
de Nachtwacht
D
Het Wilhelmus

Slide 18 - Quiz

0

Slide 19 - Video



Noem een materieel aspect dat past bij het meisje van de video.

Noem een materieel aspect van cultuur dat past bij het meisje uit de video.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video



Welke immateriële aspecten van de subcultuur herken je?
Welke immateriële aspecten van de cultuur herken je?

Slide 22 - Open question

Toepassen!
timer
5:00
5 minuten
Samen in tweetallen
Uitkomst: 
Centraal bespreken
Klaar?:
tekstverkenners 1.3 
Maken opdracht 11 blz 17

Slide 23 - Slide

Opdracht 11
● Het geloof in een hogere macht = opvatting, voorstelling
● Een kruissymbool = uitdrukkingsvorm
● Een keppeltje = uitdrukkingsvorm, ook een norm (man moet keppeltje dragen, of de waarde devotie)
● De gewoonte om met mes en vork te eten = norm (of institutie: etiquette)
● Trotse gevoelens bij de VOC = voorstellingen (of waarde?)
● De gewoonten en gebruiken rondom een overlijden en begrafenis = instituties
● Niet winkelen op zondag = normen (evt instituties)
● Vrijheid belangrijk vinden= een waarde

Slide 24 - Slide

Cultuur is dynamisch
  • Cultuurelementen worden overgedragen via socialisatie, maar veranderen ook constant.
  • Cultuur is dus dynamisch en tijd- en plaats gebonden.  
  • Wat op de ene plek normaal is, kan ergens anders vreemd zijn.

Slide 25 - Slide

afkijken metropolis

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Overal op aarde worden mensen met het downsyndroom geboren, maar het maakt nogal wat uit waar je opgroeit. Cultuur is dynamisch en staat niet vast. Leg uit nav metropolis dat cultuur relatief is ( tijd - en plaatsgebonden)

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Video

Toepassen!
timer
10:00
10 minuten
Alleen
Uitkomst: 
Centraal bespreken
Klaar?:
tekstverkenners 1.3 
Maken opdracht 14 blz 18

Slide 30 - Slide

Opdracht 14
1) Bijvoorbeeld:
Waarden: het serieuzere element dat er iemand van de kerk langskomt; gehuwd zijn wordt als belangrijke waarde gezien.
Uitdrukkingsvormen: verkleed gaan en op een kar rondrijden
Norm: de jarige moet in gekke kledij worden rondgereden; en de jarige moet snoep uitdelen
2) De waarden en normen zijn immaterieel en de uitdrukkingsvormen zijn materieel.

Slide 31 - Slide

Opdracht 14
3) Socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toebehoren. Een citaat dat hierbij past: ‘Zo’n traditie is om te zorgen dat mensen hun gedrag gaan corrigeren.’
Hieruit blijkt dat er sprake is van de overdracht en verwerving van cultuur: een norm wordt overgedragen en men hoopt dat het gedrag hierdoor eigen wordt gemaakt.
4) Identiteit is, onder andere, het beeld dat je van jezelf hebt en dat is afgeleid van de groepen waarbij je hoort. Er wordt een negatief beeld neergezet van ‘de vrijgezel’. Dus het zelfbeeld van de vrijgezelle dertiger, dat is afgeleid van de groep ‘vrijgezelle dertigers’ kan negatiever worden.

Slide 32 - Slide

afkijken metropolis

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

LES 3

Slide 35 - Slide

Overal op aarde worden mensen met het downsyndroom geboren, maar het maakt nogal wat uit waar je opgroeit. Cultuur is dynamisch en staat niet vast. Leg uit nav metropolis dat cultuur relatief is ( tijd - en plaatsgebonden)

Slide 36 - Open question

Toepassen!
timer
10:00
5 minuten
Alleen
Uitkomst: 
Centraal bespreken
Klaar?:
tekstverkenners 1.3 
Maken opdracht 15 (blz 19)
vraag 1, 2 & 3

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Opdracht 15
1) Je identiteit is afgeleid van de groepen waar je bij hoort.
Een ritueel bestaat uit handelingen die regelmatig terugkeren en een bepaalde betekenis hebben voor een persoon of groep.
Feestdagen bevatten rituelen omdat de feestdagen betekenis geven aan een persoon of groep. Deze zijn van invloed op je identiteit omdat het de groepsidentificatie (sociale identiteit) versterkt.
2) Tijdens feestdagen worden verhalen (voorstellingen) en tradities overgedragen aan de volgende generatie. Er is dus sprake van socialisatie: het overdragen en verwerven van cultuur.
 

De schrijver stelt dat onze feestdagen vrijwel allemaal verbonden zijn aan het christendom.
Vroeger bepaalde het christendom, de dominante cultuur in Nederland, en was het vrij zijn en naar de kerk gaan op christelijke feestdagen de norm.
Maar, zo zegt de schrijver, cultuur is relatief: het christendom neemt al lang geen dominante plek meer in in de samenleving. Dus is het ook niet meer van deze tijd om onze nationale feestdagen hierop te baseren en dus verandert het over de tijd en is cultuur dus relatief.

Slide 39 - Slide

Opdracht 15
3) Cultuur is relatief, dat wil zeggen het is tijd- en plaatsgebonden. 
De schrijver stelt dat onze feestdagen vrijwel allemaal verbonden zijn aan het christendom.
Vroeger bepaalde het christendom, de dominante cultuur in Nederland, en was het vrij zijn en naar de kerk gaan op christelijke feestdagen de norm.
Maar, zo zegt de schrijver, cultuur is relatief: het christendom neemt al lang geen dominante plek meer in in de samenleving. Dus is het ook niet meer van deze tijd om onze nationale feestdagen hierop te baseren en dus verandert het over de tijd en is cultuur dus relatief.

Slide 40 - Slide

Metropolis vlaggen

Slide 41 - Slide

Vanaf minuut 5
https://npo.nl/npo3/metropolis/03-11-2024/VPWON_1354263/video
Vlaggen

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

LES 3

Slide 44 - Slide

https://www.npostart.nl/mijn-turkse-stem-deel-1/10-02-2024/BV_101410044

https://npo.nl/npo3/ajouad/29-04-2021/VPWON_1326110

https://www.npostart.nl/danny-op-straat/06-02-2020/VPWON_1312720
https://www.npostart.nl/danny-op-straat/27-02-2020/VPWON_1312723
omari






Slide 45 - Slide

Slide 46 - Link

Toepassen  opdracht 17 blz 22

Slide 47 - Slide

Toepassen!
timer
10:00
10 minuten
Alleen
Uitkomst: 
Centraal bespreken
Klaar?:
tekstverkenners 1.2 (vraag 2, 3, 4 & 5)
blz 12
Opdracht 6 vraag 1 blz 12

Slide 48 - Slide