De sociaal werker - 16 Projecten en activiteiten Projecten en activiteiten

Organiseren van activiteiten en projecten 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
sociaal werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Organiseren van activiteiten en projecten 

Slide 1 - Slide

projecten en activiteiten
Je zult in je werk vaak een project of activiteit organiseren. Hiervoor moet je over kennis en vaardigheden beschikken rondom het voorbereiden en organiseren van projecten en activiteiten
Deze vaardigheid komt ook terug in examen in het 3e jaar 

Examen: organiseren van activiteiten 


Slide 2 - Slide

Waarvoor gebruik je een activiteit?

Slide 3 - Mind map

 activiteit
Een activiteit kun je zien als een middel oftewel instrument om mensen op een juiste manier te ondersteunen, zodat doelen bereikt worden.                    Een activiteit ontstaat niet zomaar; er is over nagedacht en er komt organisatie bij kijken.                                                                                                           
Een activiteit hoeft niet groot te zijn, het kan gaan om een informatiebijeenkomst voor vijf wijkbewoners. Maar ook het organiseren van schilderlessen eenmaal per week in verschillende buurthuizen in de stad is een activiteit.

Slide 4 - Slide

2 Wat is een voorbeeld van een activiteit? Geef ook aan wat het doel is.

Slide 5 - Mind map

activiteit
Een voorbeeld kan zijn het organiseren van schilderlessen voor ouderen. 

Het doel kan dan zijn om eenzaamheid onder ouderen terug te dringen.

Slide 6 - Slide

3 Wat is een project?

Slide 7 - Mind map

project
Een proces waarbij eenmalig binnen een bepaalde tijd wordt toegewerkt naar een gesteld doel.

Slide 8 - Slide

4 Wat is het verschil tussen een activiteit en een project?

Slide 9 - Mind map

Een project
Een project is een proces waarin je eenmalig, binnen een bepaalde tijd, toewerkt naar een gesteld doel.                                                                                              Als het projectresultaat behaald is, stopt het project.                                            Een project bestaat uit een geheel van (gefaseerde) activiteiten.                      Een project verschilt dus van een activiteit in omvang en tijdsduur. 
De opdracht voor het project wordt gegeven door een opdrachtgever.  
Een project is grootschaliger dan een activiteit, duurt langer en is opgedeeld in fasen. 

Slide 10 - Slide

5 Welke vragen moet je jezelf stellen voor je daadwerkelijk een activiteit of een project organiseert?

Slide 11 - Mind map

Doel van een activiteit
Activiteiten bedenk je vaak niet zomaar. Je hebt een doel met een activiteit. Je bedenkt van tevoren wat je wilt bereiken. Door samen een activiteit te doen kun je aan deze doelstelling werken.

Slide 12 - Slide

Doelen kunnen zijn...
  • persoonlijke ontwikkeling stimuleren;
  • zelfstandigheid bevorderen;
  • ontspanning bieden;
  • vorming/educatie;
  • sociaal contact bevorderen; 
  • beweging bevorderen; 
  • geheugen trainen; 
  • gedrag veranderen.

Slide 13 - Slide

Soorten activiteiten
Er zijn diverse soorten activiteiten. 

Zoek op de volgende dia de activiteit met de juiste beschrijving bij elkaar. 

Slide 14 - Slide

Sociale activiteiten 
Recreatieve activiteiten
Sportieve activiteiten
Educatieve activiteiten 
Het doel van deze activiteiten is: de sociale contacten te bevorderen. Je wilt graag dat mensen elkaar ontmoeten, met elkaar in gesprek gaan en van elkaar leren. Hierdoor voelen ze zich minder eenzaam.
Het doel van deze activiteiten is: ontspannen. Het zijn activiteiten waar mensen voor hun plezier aan meedoen. Dit kunnen hobby’s zijn, maar ook activiteiten waarbij de deelnemers zich ontspannen. Bijvoorbeeld: wandelen of schilderen.
Het doel van deze activiteiten is: langer gezond blijven en je fit voelen. Het zijn activiteiten waarbij mensen in beweging komen. Hierbij kun je denken aan: sporten, samen bewegen. Samen sporten bevordert ook de sociale contacten.
Het doel van deze activiteit:Dit zijn  activiteiten waar je iets van kunt leren.

Slide 15 - Drag question

De vragen zijn Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke?
 Wie nemen deel aan de activiteit en wie organiseren het? 
Wat houdt de activiteit precies in? Wat heb ik allemaal nodig (geld, middelen)?
Waar wordt de activiteit gehouden? Wanneer vindt de activiteit plaats? 
Welke risico's bedreigen het slagen van het project? Door die vragen te stellen, komen ook weer nieuwe vragen op, zoals:
Hoe krijg ik de mensen zover dat ze deelnemen aan de activiteit? 
Heb ik een vergunning nodig?
Enzovoort.

Slide 16 - Slide

Projecten of activiteiten organiseren
In een project is het gebruikelijk om te werken in opeenvolgende fasen, om zo een goed overzicht te houden en te waken over de haalbaarheid en de risico's.

Slide 17 - Slide

6 Uit welke fasen bestaat een projectorganisatie?

Slide 18 - Mind map

Een projectorganisatie bestaat uit de volgende zes fasen:
• initiatieffase
• definitiefase
• ontwerpfase
• voorbereidingsfase
• realisatiefase
• nazorgfase.

Slide 19 - Slide

Initiatieffase
Een project of activiteit heeft dus een aanleiding. Het is niet de bedoeling dat jij met het geld van de gemeente zomaar een gezellige buurtbarbecue organiseert. 
Dit kan wel, maar dan moet er een aanleiding zijn. Deze vind je door je ogen en oren open te houden. Wat is er nodig in een wijk? Moet de veiligheid verbeterd worden? Is er overlast van hangjongeren? Zijn er veel eenzame ouderen? Of veel schuldproblemen? 
Kortom: welke problemen doen zich daadwerkelijk voor en hoe kunnen die worden aangepakt? Die informatie krijg je van verschillende kanalen. De bewoners zelf, door met ze te praten. 
En door gesprekken met de wijkmanager en met mensen die een centrale rol in de wijk hebben.


Slide 20 - Slide

Definitiefase
Je hebt een aanleiding voor een project of activiteit gevonden. Dan stel je een doel op, dat concreet beschrijft wat je wilt bereiken. 
Een doel is bijvoorbeeld de huidige beoordeling van de sociale veiligheid in de wijk door de bewoners van een 6,5 verhogen tot een 7 in een periode van een jaar. 
Het opstellen van een doel is best lastig en moet goed gebeuren. 
Je kunt daarvoor de SMART-methode gebruiken.

Slide 21 - Slide

Wat?
Met een aanleiding en een doel op papier, ga je nadenken over hoe je het doel kunt behalen. Pas nu begint je project of activiteit vorm te krijgen.
Je ideeën sluiten aan bij het doel. Als je ouderen uit hun isolement wilt halen, organiseer je geen nachtelijk dance event. Maar misschien wel yogalessen of een sociale mediacursus. 
Als je mensen wilt informeren over de hulp en ondersteuning die ze kunnen krijgen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) organiseer je bijvoorbeeld een informatiebijeenkomst.

Slide 22 - Slide

Mobiliseren, activeren en motiveren
Mensen hebben allemaal hun eigen ideeën en drijfveren. Bewoners hebben misschien helemaal geen zin in deelname aan de activiteit. Jij bent constant bezig met het mobiliseren, activeren en motiveren van mensen. Van mensen die je wilt bereiken, of mensen die helpen met de organisatie. Hoe je dat doet, verschilt per keer. Soms moet je mensen duidelijk aanspreken, de volgende keer luister je vooral. Het is goed om na te denken over hoe je jouw doelgroep het beste kunt bereiken en benaderen.

Slide 23 - Slide

Ontwerpfase
In de ontwerpfase denk je na over hoe je jouw doelen kunt behalen en wat je daarvoor nodig hebt.

Slide 24 - Slide

 ontwerpfase Middelen 
Middelen zijn de materialen, mensen, vergunningen en het geld dat je nodig hebt voor je project of activiteit. 
Je bent steeds bezig met het opzetten van een netwerk, zodat je makkelijk de middelen voor een activiteit kunt regelen. 
Je hebt bijvoorbeeld dranghekken nodig om een gebied af te zetten

Slide 25 - Slide

 ontwerpfase Risico's
Een project of een activiteit wil nog wel eens mislukken omdat er niet goed is nagedacht over mogelijke risico's. Er kunnen veel factoren zijn die een project of activiteit bedreigen. Ook kan een project mislukken omdat het niet voldoende begrensd is of niet aan wetten of regels voldoet. 
Daarom denk je vooraf na over vragen als: hoe kan ik de veiligheid van iedereen garanderen, met welke wet- en regelgeving moet ik rekening houden en wat zijn de beperkingen in tijd en in wat mensen fysiek en mentaal aankunnen?

Slide 26 - Slide

Voorbereidingsfase
De ideeën, mensen en middelen die je nodig hebt werk je uit in een plan van aanpak. Hierin beschrijf je de aanleiding, de voorbereiding, wie welke acties onderneemt, welke samenwerking met anderen nodig is en de beoogde resultaten. Iedereen die bij de organisatie betrokken is, moet weten wat er van hem verwacht wordt. In een draaiboek leg je tot in detail de organisatie vast

Slide 27 - Slide

Realisatiefase
In deze fase voer je een projectplan uit en bewaak je de voortgang ervan. De afzonderlijke activiteiten worden uitgevoerd binnen de geplande tijd, het beschikbare budget, kortom volgens het draaiboek. Aan het einde van de realisatiefase wordt het projectresultaat opgeleverd aan de opdrachtgever.

Slide 28 - Slide

Nazorgfase
Het project of de activiteit is beëindigd. Het resultaat mag er zijn! Dat is een mooi moment voor een feestje. In de nazorgfase gaat het naast afronden om evalueren. Bij de evaluatie zijn de volgende vragen van belang: Heeft de opdrachtgever gekregen wat hij verwachtte? Heeft hij de samenwerking als prettig ervaren? Zijn er nog verbeterpunten? Hoe hebben de deelnemers het project of de activiteit ervaren? Is het doel bereikt? Hebben de teamleden de samenwerking als prettig ervaren? Wil je voor een volgend project weer met hen samenwerken? En andersom? Tot slot bedank je de teamleden natuurlijk voor hun inzet.

Slide 29 - Slide

De zes fasen van projectmanagement zijn:
initiatieffase: een project of activiteit organiseren begint met een aanleiding: een probleem, vraag of idee
definitiefase: je stelt samen met de doelgroep het doel op (wat?)
ontwerpfase: je bedenkt hoe je het doel kunt behalen (hoe?)
voorbereidingsfase: je maakt een plan van aanpak en draaiboek
realisatiefase: je voert het project uit
nazorgfase: in stand houden van het project(resultaat).

Slide 30 - Slide

VRAGEN? 

Slide 31 - Slide