This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Herhalen paragraaf 5.2
Slide 1 - Slide
Welk bestuursorgaan had de meeste macht in 1815?
A
Regering
B
Parlement
C
Ministers
D
Koning
Slide 2 - Quiz
Welk bestuursorgaan heeft sinds 1848 de meeste macht?
A
Regering
B
Parlement
C
Ministers
D
Koning
Slide 3 - Quiz
Welke verschil zit er in de machtspositie in 1815 en in 1848?
Slide 4 - Open question
Is de volgende stelling juist of onjuist: 'De liberalen waaronder Thorbecke vonden het goed dat de regering (inclusief de koning) zowel de wetgevende als uitvoerende macht hadden. Daardoor hadden zij veel macht en konden zij alle beslissingen snel nemen'.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Welke macht heeft de regering (en het kabinet) sinds 1848?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechterlijke macht
D
Zowel de wetgevende als uitvoerende macht
Slide 6 - Quiz
Waarom controleert het parlement sinds 1848 alles wat de regering en het kabinet doen?
Slide 7 - Open question
Vraag 6
De liberalen vonden dat de koning en de ministers (=de regering) teveel macht hadden en teveel besluiten konden nemen zonder toestemming van het parlement. Daarom werd met de grondwet van 1848 besloten:
Dat het parlement de regering en kabinet moesten controleren
De regering en ministers verantwoording moesten afleggen aan het parlement
Slide 8 - Slide
Wie mochten er in 1815 stemmen?
A
Alleen een klein groepje rijke mannen
B
Alleen mannen van adel
C
Alleen de regenten
D
De regenten en mannen van adel
Slide 9 - Quiz
Wie mochten er in 1848 stemmen?
A
Alle mannen en vrouwen
B
14% van de mannen
C
11% van de mannen
D
Alleen mannen van adel
Slide 10 - Quiz
Welk verschil zit er tussen het aantal kiesgerechtigden in 1815 en in 1848?
Slide 11 - Open question
Welke verschillen zijn er tussen de bestuursvorm in 1815 en de bestuursvorm in 1848?
Slide 12 - Open question
Wat is het verschil in bestuur tussen 1815 en 1848?
Koning heeft minder macht sinds 1848
Parlement heeft de meeste macht sinds 1848
(Steeds meer) Burgers mogen stemmen sinds 1848
De regering en kabinet zijn afhankelijk van het parlement sinds 1848
Slide 13 - Slide
Vragen over de rest van paragraaf 5.2
Slide 14 - Slide
Door wie werd de grondwet gemaakt en in welk jaar?
A
Willem II, 1848
B
Thorbecke, 1848
C
Joan Derck van der Capellen tot den Pol, 1846
D
Thorbecke, 1846
Slide 15 - Quiz
Waar streden de liberalen voor?
A
Gelijkheid. Minder verschil tussen arm en rijk en burgers meer invloed op het bestuur
B
Gelijkheid. Gelijke rechten voor vrouwen en opheffing van de achterstanden
C
Vrijheid. Burgerlijke vrijheden en burgers meer invloed op het bestuur
D
Vrijheid. Iedereen mag geloven in zijn/haar geloof. Samenleving moet gehoorzamen aan het geloof