Aangeplakte vragen/ Question Tags

Question Tags
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1-4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Question Tags

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik weet wat tag questions zijn
Ik kan aan een Engelse zin de juiste tag question toevoegen

Slide 2 - Slide

Wat is een 'tag'?
A
Een kort vraagje aan het einde van een zin
B
Overbodige informatie uit een zin
C
Het onderwerp in een zin
D
Een zinloze zin

Slide 3 - Quiz

Question tags
 Question tags zijn de korte vragen die je regelmatig terugziet aan het einde van een Engelse zin. Je zou ze kunnen vertalen met "toch?" of "hè?".

Slide 4 - Slide

Question tags
NL: 
'Jij bent 14 maart jarig, is het niet?'
'Zij is arts, toch?'
-controlevraag

-uitnodiging tot antwoorden

Slide 5 - Slide

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 6 - Quiz

Right or wrong?
Jane is a nice girl, isn't she?
right
wrong

Slide 7 - Poll

Right or wrong?
Matthew helped you a lot, doesn't he?
right
wrong

Slide 8 - Poll

Right or wrong?
I am a bit late, aren't I?
right
wrong

Slide 9 - Poll

right or wrong?
My parents are not nice to you, aren't they?
right
wrong

Slide 10 - Poll

Question tags 
Na een bevestigende zin ( + ),
komt een ontkennende ( - ) en andersom.
You're at school, aren't you?
He can't hear me, can he?
Hi there, it's Sharon, isn't it?

Slide 11 - Slide

plus en min 

  1. Kijk naar de normale zin: is die positief (+) of negatief (-)?
  2. Schrijf bij een positieve zin de negatieve vorm van het werkwoord achter de zin 
    Schrijf bij een negatieve zin de positieve vorm van het werkwoord achter de zin.

Slide 12 - Slide

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....
A
bevestigend (+)
B
ook ontkennend (-)

Slide 13 - Quiz

Tegengesteld dus...
OK, de tag is dus tegengesteld aan de hoofdzin, maar welk werkwoord kies je?

Slide 14 - Slide

Welk werkwoord?
James is nice, isn't he?
Laura can help me, can't she?
You wouldn't want to fall down, would you?
Gaby ate the whole cake, didn't she?

Je ziet dat hetzelfde werkwoord meestal terugkomt in de tag, maar niet altijd....

Slide 15 - Slide

Wat is het verschil bij de laatste zin? Waarom wordt daar het werkwoord niet gewoon herhaald?

Slide 16 - Open question

Tags met hoofdwerkwoorden
You like him, liken't you?   
We sing every day, singn't we?
------------------------------------------------------------------------------------
  •  In dat geval roep je de hulp in van het (hulp)werkwoord TO DO              (do/does/did) 
You like him, don't you?         We sing every day, don't we?
You don't know, do you?        He doesn't understand, does he?
You liked him, didn't you?     She didn't do her homework, did she? 


You don't love him, 

Slide 17 - Slide

Verbindt de vraag aan de juiste tag.

Kies de correcte tag.
Sue can't dance, ....
A
can she?
B
can't she?
C
couldn't she?
D
could she?

Slide 18 - Quiz

Verbindt de vraag aan de juiste tag.

Kies de correcte tag.
He is your brother, ....
A
is he?
B
can't he?
C
isn't he?
D
doesn't he?

Slide 19 - Quiz

Question tags.
The man watched tv, ............. ?
A
don't he
B
doesn't he
C
did he
D
didn't he

Slide 20 - Quiz

Question tags
You have never been in Paris,_____?
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 21 - Quiz

Question Tags

Pete and I are sick, ...?
A
are we
B
aren't we
C
are we
D
aren't we

Slide 22 - Quiz

Question Tags

These women are independent, ...?
A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 23 - Quiz

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 24 - Quiz

Question tags
She won't be there, ____?
A
will she?
B
does she?
C
isn't she?
D
won't she?

Slide 25 - Quiz

Question Tags, complete:
There were a lot of people, ...?

A
there were
B
weren't they
C
were there
D
weren't there

Slide 26 - Quiz

Ik snap de question tags.
A
Ja.
B
Nee.
C
Met een beetje meer hulp.

Slide 27 - Quiz

What's next...


In je boek E Writing & Grammar
maak oefening 
E31, E32 en E33

Slide 28 - Slide