les 4 medicatie MZ

Les 1 pr 4 sc/im Injecteren 
thema 10.1  
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 1 pr 4 sc/im Injecteren 
thema 10.1  

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen!
Herhaling vorige lessen 
-Hoofdgroepen van medicijnen (kort benoemen)
-Parenterale toediening:
  • Subcutane injecteren 
  • Intramusculaire injecteren 
-Bloedsuiker controleren (praktijklokaal)
Praktijk lokaal oefenen ( bloedsuiker prikken, sc/im Injecteren)


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

les doel 
  • De student, weet wat het verschil is tussen subcutane en intramusculaire injectie.
  • De student weet, de benodigde materialen klaar te leggen, weet hoe je de injectieplaats moet bepalen voor subcutane / intramusculaire injectie .
  • De student kent de stappen om een subcutane/ intramusculaire injectie toe te dienen.
  • De student heeft 1x een bloedsuiker controleren gedaan bij zich zelf.

Slide 3 - Slide

Je weet wat een subcutane injectie is, kent de benodigde materialen en weet hoe je de injectieplaats moet bepalen.
Je kent de stappen om een subcutane injectie toe te dienen met de loodrechttechniek en de huidplooitechniek.
Je weet wat een intramusculaire injectie is, kent de benodigde materialen en weet hoe je de injectieplaats moet bepalen.
Vorige lessen  
Bevoegd + bekwaam ?
Medicijnen 3 namen ?
Werking van medicatie ?

Merk naam (R), 
Stofnaam en Groepsnaam

 Indicatie
Contra indicatie
Bijwerkingen 
wet  Big 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswijzen
  • Enteraal (oraal, rectaal, sublinguaal)
  • Parenteraal (transdermaal bv pleister, injectie sub/im/iv) 
  • Lokaal (oog-/oor druppels,  inhalatie)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

5. Juiste tijd
1. Juiste persoon
Naam
Gebdatum 
2. Juiste medicijn
3. Juiste dosering
2 tbl van 5 mg 
4. Juiste toedieningswijze
Bij het toedienen van medicatie parenteraal geldt weer de regel van 5….

Slide 6 - Slide

This item has no instructions




  • Analgetica (pijnstillende middelen) ibuprofen (Brufen®) nsaid's
  • Antibiotica
  • Anticoagulantia (anti-trombosemiddelen)
  • Diuretica (ontwateringsmiddelen) furosemide (Lasix®)
  • Corticosteroïden
  • Hormonen ( prik pil), +insuline
  • Hypnotica (slaapmiddelen)



  • Laxantia (laxeermiddelen), bisacodyl (Dulcolax®)
  • Maagmiddelen ( omeprazol, losec)
  • Middelen tegen diarree, (Loperamide (Imodium®) 
  • Anti-epileptica
  • Parkinsonmiddelen
  • Middelen om bloedarmoede te behandelen
  • Middelen die de bloeddruk beïnvloeden
  • Middelen voor hart en bloedsomloop
  • Psychofarmaca

Parenterale toediening
  • insuline 
  • Biologicals
  • Cytostatica
             Hoofdgroepen van medicijnen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Insuline en Glucagon
Insuline: 
  • Hormoon dat een belangrijke rol speelt bij de glucose waarde.
  • Een tekort of geen aanmaak leidt tot diabetes.
  • Wordt aangemaakt in de alvleesklier.
  • Insuline zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen in de cel.
  • Insuline heeft een sleutelfunctie. 
Glucagon:
  • Hormoon dat wordt gemaakt in de alvleesklier, verhoogt glucose in het bloed.
  • Verhoogt de bloedsuikerspiegel als deze daalt. 
  • Word aangemaakt in de alvleesklier

 


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Insuline is de sleutel die ervoor zorgt dat de cel opengaat en glucose opgenomen kan worden.

Waar wordt insuline gemaakt?
A
In de maag
B
In de lever
C
In de alvleesklier
D
In de galblaas

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Dus wat is diabetes???
  • Diabetes, suikerziekte, is een ziekte waarbij het lichaam de bloedsuiker niet meer in evenwicht kan houden.
  • Dat komt doordat het lichaam te weinig van het hormoon insuline heeft.
  • Ook reageert het lichaam vaak niet meer goed op insuline.
  • Of het maakt helemaal geen insuline meer. 
  • (Insuline regelt de bloedsuikerspiegel)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Doel van injecteren
Inbrengen van een lichaam vreemde stof nl. een vloeibaar geneesmiddel op voorschrift van een arts d.m.v. een steriele spuit en een steriele holle naald in weefsels. Parenterale toediening sc/im.

Waarom injecteren?
- Snellere inwerking door snellere resorptie van de medicatie
- Lokale inwerking  (Corticosteroïden )
- Als de toediening langs orale weg niet mogelijk is
-Sommige medicijnen worden door het spijsverteringssap vernietigd: bv. Insuline

- Genezend
- Verdovend
- Voorkomend


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Je prikt nooit in deze omgeving

  • Gebied met oedeem/trombose;
  • Verlamde ledematen
  • Ontstoken gebied
  • Wondjes of eczeem
  • Het gebied rond een stoma

  • Ledematen met infuus of shunt
  • Te opereren of geopereerd gebied
  • In de buurt van grote bloedvaten
  • Bestraald gebied
  • Mama operatie met okselklier toilet 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Benodigdheden voor injecteren 
  • de toedienlijst;
  • medicijnen;
  • spuit;
  • opzuignaald;
  • Sc/ Im naald 
  • watjes
  • desinfectans
  • pleisters
  • naaldencontainer

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Subcutane injectie
  • Een subcutane injectie geef je in het onderhuis vetweefsel, de subcutis.
  • Opgenomen door bloedvaatjes in het vetweefsel.
  • Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn, heparine, insuline en TNF medicatie .

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Injectieplaats bepalen
Voorkeurslocaties voor het geven van een subcutane injectie zijn:

  • Vetkussentjes aan de buitenzijde van de bovenarm;
  • het vet aan de buitenkant van het bovenbeen;
  • het vet op de buik, rondom de navel;
  • De billen.
  • Injecteer rond de navel ( 4 cm vanaf de navel) (meestal aan de zijkanten)
  • Medicatie in de buik ( rond de navel) worden 2 x zo snel opgenomen als in de arm/ been
  • Rouleren is belangrijk om spuitinfiltraten te voorkomen.
  • Dit uit zich in harde plekken en soms wondjes

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Intramusculaire injectie
  • Bij een intramusculaire injectie dien je een geneesmiddel toe in spierweefsel
  • Opgenomen via kleine bloedvaatjes in de spier.
  • De opname verloopt sneller dan bij een subcutane injectie. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Specifieke aandachtspunten
  • Houd de injectiespuit altijd vast als of het een pen is. 
  • Je kunt de injectienaald inbrengen tot het einde van de naald
  • De zuiger terugtrekken na het injecteren. 
  • Controleren of je bloed terug krijgt,  wel/niet.
  • Medicijnen langzaam injecteren

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Injectieplaats bepalen
Intramusculaire injecties moet je toedienen in een spier met voldoende spiermassa:

  • De bovenarmspier (Deltaspier )
  • De bilspier (musculus gluteus maximus)
  • De bovenbeenspier (Trochanter of femur spier)
  • Prik altijd in het buitenste bovenste kwadrant van bovenbeen of bil.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Specifieke aandachtspunten
  • Niet masseren
  • De juiste injectieplaats bepalen
  • Roteren, minimaal 1 cm van vorige injectieplaats verwijderd

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Complicaties
  • Hematoomvorming.
  • Aanprikken van een bloedvat. 
  • Aanprikken van de grote beenzenuw (nervus ischiadicus).
  • Abcesvorming
  • Weefselnecrose
  • Allergische reactie 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat te doen bij prikaccident? 
  • Prikaccidentprotocol hanteren -melding maken bij (bedrijfsarts).
  • Laat de wond goed doorbloeden en uitspoelen onder de kraan
  • Desinfecteren
  • Beoordelen of er een risico bestaat op infectie zoals: Hepatitis B- en C-virus, of hiv. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Ibuprofen valt onder de groep
A
Analgetica
B
NSAID
C
Maagbeschermers
D
Hormonen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Diuretica:
A
Hebben geen aantoonbare werkzame stof
B
Zijn antistollingsmedicijnen
C
Werken rustgevend en ontspannend
D
zijn plaspillen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

waar prik je met IM injecteren?
A
ader
B
bot
C
huid
D
spier

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Opdrachten eDition 
Klassen Code:
  •  ammz2a: 9LIX9CEF   
  • ammz2B:WEZHRU9L
Opdrachten hoofdstuk 10 
Bevoegd en bekwaam 
Opdracht 10.30 = af ronden 
Medicijnen 1: 
van voorschrijven tot toedienen  
Opdracht 10.31= afronden 
Opdracht  10- 32 = afgerond 
Opdracht 10-33= Huiswerk 


Slide 26 - Slide

This item has no instructions

les doel 
  • De student, weet wat het verschil is tussen subcutane en intramusculaire injectie.
  • De student weet, de benodigde materialen klaar te leggen, weet hoe je de injectieplaats moet bepalen voor subcutane / intramusculaire injectie .
  • De student kent de stappen om een subcutane/ intramusculaire injectie toe te dienen.
  • De student heeft 1x een bloedsuiker controleren gedaan bij zich zelf.

Slide 27 - Slide

Je weet wat een subcutane injectie is, kent de benodigde materialen en weet hoe je de injectieplaats moet bepalen.
Je kent de stappen om een subcutane injectie toe te dienen met de loodrechttechniek en de huidplooitechniek.
Je weet wat een intramusculaire injectie is, kent de benodigde materialen en weet hoe je de injectieplaats moet bepalen.
Zijn er nog vragen?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we behandelen dit Blok 
  • les 1 De wet Big
  • les 2Bevoegd en bekwaam
  • les 3/4 Medicijn leer 
  • les 5 Bloedglucose meten en insuline injecteren
  • les 6 Sondevoeding toedienen/ Stoma verzorgen
  • les 7 Blaaskatheter verzorgen
  • les 8 Zuurstof toedienen
  • les 9 Wondverzorging
  • Epileptische aanval couperen
Deze heb je nodig voor je EXAMEN!
Alle opdrachten zijn klaar.
Ga de opdrachten nakijken met een nakijkexemplaar van de docent (een paar exemplaren printen voor nakijken)
Hoe heb je het gemaakt?


Laat het aftekenen door de docent.
Is de aftekenlijst van alle vaardigheden afgerond!
Deze heb je nodig voor je EXAMEN!

Slide 29 - Slide

Alle opdrachten zijn klaar.
Ga de opdrachten nakijken met een nakijkexemplaar van de docent (een paar exemplaren printen voor nakijken).
Hoe heb je het gemaakt?

Laat het aftekenen door de docent.
Is de aftekenlijst van alle vaardigheden afgerond?
Deze heb je nodig voor je EXAMEN!
bij welke injectie kan je 45 en 90 graden injecteren
A
intramusculair
B
subcutaan
C
intraveneuze
D
insuline injecteren

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

sub cutaan injecteren doe je in
A
bovenhuids bindweefsel
B
onderhuids bindweefsel
C
dermis
D
lederhuid

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de huid
C
in een ader
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Op welke 3 plekken mag je IM injecteren?
A
Onderbeen, Bovenbeen, Buik
B
Bovenarm, Bovenbeen, Bil
C
Onderarm, Bil, Onderbeen
D
Bil, Buik, Bovenbeen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Op welke plaatsen mag je intamusculair injecteren?
A
buik, bovenbeen en bil
B
bovenarm, bil en buik
C
bovenarm, bilspier, bovenbeen
D
onderarm, bilspier en bovenbeen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer je een medicijn snel wil laten werken, hoe kan je het dan het best toedienen?
A
Oraal toedienen
B
Rectaal toedienen
C
Injecteren
D
Plaatselijke toediening

Slide 35 - Quiz

Een medicijn werkt het snelst als het in het bloed terecht is gekomen. Je kan dan dus het best het medicijn injecteren in de bloedbaan. Het medicijn zit dan direct in het bloed en gaat meteen aan het werk. 
Wat zij (perenterale)medicijnen
A
pleisters en zalven
B
tableten en klysma's
C
inhalatie en tableten
D
infusen en vaginaal tablet

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Medicijnen die eindigen op 'pam'
A
zijn plaspillen
B
is er kans op valgevaar
C
zorgen voor stolling
D
zijn maagmedicijnen

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions

Slide 40 - Video

This item has no instructions

Zorg voor geneesmiddelen is samen werken 
Veiligheid 
  •  Cliënt /arts/ apotheek / verpleegkundigen/ collega 
  • Zorg voor rust en veiligheid 
  • Pieper /telefoon weg/ veiligheid hesje.
  • Durf door te vragen 
  • Samen  met collega  checken altijd  dubbel check .
  • Medicatie beleid van je stage instelling handhaven. 

Slide 41 - Slide

Zorg overnemen
Controleren
Registreren
Kritisch en zorgvuldig

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

De regel van 5 bij  uitdelen  

  • Juiste persoon 
  • Juiste medicijn
  • Juiste dosering
  • Juiste toedieningsvorm
  • Juiste tijd van toediening

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

5. Juiste tijd
1. Juiste persoon
Naam
Gebdatum 
2. Juiste medicijn
3. Juiste dosering
2 tbl van 5 mg 
4. Juiste toedieningswijze

Slide 44 - Slide

This item has no instructions