Blok 4, les 2

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands

Blok 4, les 2

Inhoud

Terugblik

Vooruitblik

Oefening 1

Instructie

Oefening 2

Vragen en zelfstandig werken

Terugblik

CumLaude - Blok 4 - Nederlands: 

• Planning lessen en huiswerk
• Overzicht toetsonderdelen
• Samenvatting

Vooruitblik

Aan het einde van de les kun je het volgende in de zin benoemen:

• Persoonsvorm 
• Werkwoordelijk gezegde 
• Onderwerp 

Vooruitblik

Huiswerk:

Starttaal online 2F – Taalverzorging – Grammatica

• Persoonsvorm / onderwerp / voltooid deelwoord
  
• Oefening 1 t/m 5
  
• Deeltoets
  

Oefening 1

Kahoot van een student en/of oefening van de docent (deze LessonUp).

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft uiteindelijk gewonnen met Risk?

Wat is de persoonsvorm?

Die vogels ontwaken voor dag en dauw.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

In de tuin heeft Lars een lied voor haar gezongen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Had jij die mierzoete cocktail besteld?

Instructie

• Persoonsvorm
• Zinsdelen
• Onderwerp
• Werkwoordelijk gezegde

Persoonsvorm

Zoek de persoonsvorm.

A. Maak een vraagzin. De persoonsvorm staat vooraan.

B. Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert.

Voorbeeld:

Hij loopt naar huis.

A. Loopt hij naar huis?

B. Hij liep naar huis.

Persoonsvorm = loopt

Zinsdelen strepen

Zet voor en achter de persoonsvorm een streep.

Hij / loopt / ‘s avonds naar huis.

A. De woorden VOOR de persoonsvorm vormen één deel. Je zet hier geen strepen meer.

Zinsdelen strepen

B. Welk woord of welke woorden kunnen voor de persoonsvorm?

-‘s Avonds loopt hij naar huis. --> ‘s avonds is één deel.

-Naar huis loopt hij ‘s avonds. --> naar huis is één deel.

Zinsdelen strepen

C. Hij / loopt / ‘s avonds / naar huis. 

Loopt = persoonsvorm

D. Benoem de zinsdelen.

Onderwerp

Zoek het onderwerp.

Vraag: Wie / Wat + persoonsvorm? Het antwoord is het onderwerp.

Voorbeeld:

Hij / loopt / ‘s avonds / naar huis.

   Wie loopt ‘s avonds naar huis? Hij

OW = Hij

                 

Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin.

Hij heeft voor mij een cadeau gekocht.

Heeft = PV

Heeft gekocht = WG

Oefening 2

• Luister naar het lied.
• Lees daarna de zinnen.
• Voer de opdracht uit per zin.

Lees de zin uit het lied:

Weet je niet, kijk naar je handen, want je hebt het al vast.

Wat is de persoonsvorm?

Je hebt het al vast.

Lees de zin uit het lied:

Toen ik stopte met zoeken, heb ik het gevonden.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb het gevonden.

Lees de zin uit het lied:

Als jij er bent, is het stil in mijn hoofd.

Wat is onderwerp?

Het is stil in mijn hoofd.

Lees de zin uit het lied:

Ik wil niets van jou.

Wat is de persoonsvorm?

Ik wil niets van jou.

Lees de zin uit het lied:

Even niet, niet op het antwoord blijven jagen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik blijf niet op het antwoord jagen.

Lees de zin uit het lied:

En ik wil niets van jou.

Wat is het onderwerp?

Van jou wil ik niets.

Vragen en zelfstandig werken