This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
H1: Inleiding in de biologie
Leren paragraaf 1.1 (organen weefsels en cellen) t/m 1.5 (transport door membranen)
Focus in het speciaal op: cel organellen (met functie), eiwitsynthese, diffusie/osmose en transport.
Slide 2 - Slide
Belangrijke begrippen:
Plasmolyse
Turgor
Hypertoom
Hypotoom
Isotoom
Diffusie
Osmose
Celorganellen
Organisatieniveau's
hoge/lage osmotische waarde
semipermeabel membraan
permeabel membraan
concentratie berekenen
vergelijking tussen dierlijke en plantaardige cel
passief/actief transport
transport via blaasjes (endocytose/exocytose)
eiwitsynthese
Slide 3 - Slide
Welke orgaanstelsels ken je?
Slide 4 - Mind map
Welke typen weefsels ken je?
Slide 5 - Mind map
Verschillende weefsels
Epitheel/dekweefsel
Spierweefsel
Zenuw weefsel
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Uit onderzoek aan een cel, die in het midden van een plantenwortel zat, blijkt dat hij veel plastiden bevat. Welke plastiden zullen dat zeer waarschijnlijk zijn geweest?
A
Chloroplasten en leukoplasten
B
Chloroplasten en chromoplasten
C
Chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten
D
Alleen amyloplasten (zetmeelkorrels)
Slide 9 - Quiz
Wat heeft een plantaardige cel wel wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern, plastiden en chromosomen
B
cytoplasma, vacuole en celwand
C
celmembraan, bladgroenkorrels en celwand
D
vacuole, plastiden en celwand
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Wat zijn onderdeel 1, 4, 6 en 13
A
1= celmembraan, 4= chloroplast, 6= Ribosoom 13= ER
Welk celorganel komt veel voor in sperma- en spiercellen? Leg uit.
Slide 15 - Open question
Wat is het verschil tussen passief en actief transport?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
Welk reageerbuisje bevat de grootste concentratie limonadesiroop?
A
Helemaal links
B
Helemaal rechts
C
In het midden
D
Nummer vier van links geteld
Slide 18 - Quiz
Suiker wordt opgelost in water; de weegschaal geeft 20 gram aan voor het totale mengsel. De concentratie suiker is 5%. Bepaal hoeveel suiker er is opgelost in het water.
Slide 19 - Open question
41. Stoffen kunnen op verschillende manieren celmembranen passeren. Hieronder volgt een aantal beweringen. Geef bij elke bewering aan over welk mechanisme het gaat. a De moleculen passeren de membraan ongehinderd tot het moment dat er geen concentratieverschil meer is tussen beide zijden van de membraan. b Transporteiwitten pompen een stof tegen het concentratieverval in de cel in (of uit). c Proces dat transport van water door een half-doorlatende membraan mogelijk maakt.
Slide 20 - Open question
Diffusie van een stof gaat altijd...
A
van een hoge naar een lage concentratie, vanzelf
B
van een lage naar een hoge concentratie, vanzelf
C
van een hoge naar een lage concentratie, kost energie
D
van een lage naar een hoge concentratie, kost energie
Slide 21 - Quiz
Hoe heet het proces dat hiernaast is uitgebeeld?
Slide 22 - Open question
Hans doet bij een 0,9% zoutoplossing enkele algen die hij uit de Waddenzee heeft gehaald. De Waddenzee heeft een zoutconcentratie van ongeveer 3%. Wat zal Hans zien wanneer hij deze algen gaat bekijken onder de microscoop? Leg je antwoord uit.