Anatomie Zenuwstelsel

AFPG-B-4 Regeling door zenuwen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

AFPG-B-4 Regeling door zenuwen

Slide 1 - Slide

Zenuwstelsel
5 taken:
  1. Regulatie van activiteiten van weefsels en organen: wegrennen
  2. Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen: praten
  3. Regulatie en coördinatie van de vegetatieve functies: bloedsomloop
  4. Coördinatie van contacten met de buitenwereld: waarnemen, reageren
  5. Coördinatie van de psychische functies: bewustzijn, leren, denken, emoties, etc

Slide 2 - Slide

Zenuwstelsel, input / output
Sensorische input:
Het opvangen van prikkels door sensoren uit de buitenwereld of het lichaam, via de zenuwen gaan deze naar het centrale zenuwstelsel

Motorische output:
Het aansturen van de effectoren (spieren en klieren) door het zenuwstelsel

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Zenuwstelsel, indeling
Centrale zenuwstelsel (CZS): grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam, kleine hersenen, ruggenmerg

Perifere zenuwstelsel: hersenzenuwen, ruggenmergszenuwen, grensstreng, zenuwen van het vegetatieve zenuwstelsel


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zenuwcel = neuron
Groot cellichaam

Korte uitlopers = 
dendriet

Lange uitloper = 
axon of neuriet



Slide 7 - Slide

Zenuwcel = neuron
Werking van een neuron:
1. dendriet vangt prikkel op
2. cellichaam denkt er over na
JA: prikkel verder sturen / NEE: prikkel dooft uit
3. neuriet transporteert prikkel naar andere neuronen of organen (bijvoorbeeld spieren)


Slide 8 - Slide

Cerebrum = grote hersenen
  • Bestaat uit 2 helften = hemisferen
  • Tussen deze helften een diepe spleet
  • Buitenkant is grijze stof (cellichamen, hersenschors = cortex)
  • Binnenkant is witte stof (lange uitlopers van en naar lichaam, axonen = neuriet)
  • Elke hersenhelft heeft 4 kwabben

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Functies cerebrum (grote hersenen)
  • Regelen bewegingen van de skeletspieren
  • Coördinatie ingewikkelde en aangeleerde bewegingen
  • Voelen pijn, warmte, koude, aanraking, druk, trillingen
  • Voelen van spierbeweging
  • Zien, horen, ruiken, proeven
  • Betekenis geven aan….zien, horen, ruiken en proeven
  • Emoties
  • Geheugen

Slide 11 - Slide

Tussenhersenen = diencephalon
Tussenhersenen bevatten:
Pijnappelklier: maakt melatonine, biologische klok
Thalamus: filteren van informatie, verfijnen motoriek, regelen van emoties
Hypothalamus: aansturen hypofyse, regelen lichaamstemperatuur, regelen zoutconcentratie (dorstgevoel), regelen glucosegehalte (hongergevoel), regelen van emoties

 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Cerebellum = kleine hersenen
Functies:
  • Coördinatie van lichaamshouding en lichaamsbeweging zodat bewegingen vloeiend en soepel uitgevoerd kunnen worden
  • Denk hierbij aan: fijne motoriek, evenwicht

 

Slide 14 - Slide

Truncus encephali = hersenstam
Bestaat uit 4 onderdelen:
  1. Middenhersenen: transportbanen (van en naar hersenen)
  2. Pons: bevat veel schakelcellen voor transport en verbinding (grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg)
  3. Verlengde merg: transport banen (kruizen van motorische banen), centra voor gehoor, evenwicht, hartregulatie, ademhaling, lichaamstemperatuur, braken
  4. Reticulaire formatie: bewustzijn, slapen, wakker worden

Slide 15 - Slide

Meninges = hersenvliezen
Er zijn 3 hersenvliezen:
  1. Harde vlies = dura mater
  2. Spinnenwebsvlies = arachnoïdea mater
  3. Zachte vlies = pia mater
Tussen het spinnenwebsvlies en zachte vlies bevindt zich een ruimte = arachnoïdale ruimte
Hierin bevindt zich liquor cerebrospinalis (= hersen en ruggenmergsvocht)


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Reflex
Reflex = een snelle automatische reactie van het lichaam op een sensorische prikkel

Slide 18 - Slide

Gas en rem van het zenuwstelsel
Indeling naar werking van het zenuwstelsel:
Sympatische zenuwstelsel
Stimulerend: bij lichamelijk arbeid, in staat van paraatheid brengen, hierdoor snel reageren
Parasympatische zenuwstelsel
Remmend: als het lichaam passief is, lichaam tot rust laten komen, voor voedsel verteren en energievoorraad aan te vullen



Slide 19 - Slide