This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Aan de slag...
13.7 Transplantaties en bloedtransfusies
Opdracht 1 t/m 7
Slide 18 - Slide
Wat is een transplantatie?
A
Je krijgt een nieuw orgaan.
B
Je geeft een orgaan aan iemand anders.
C
Je krijgt bloed na een ongeluk.
D
Je verliest een orgaan door een ongeluk.
Slide 19 - Quiz
Wat is een afweereactie tegen lichaamsvreemde stoffen(antigenen)?
A
Het lichaam maakt enzymen.
B
Witte bloedcellen maken antistoffen.
C
Het lichaam wordt koud.
D
Rode bloedcellen maken histamine.
Slide 20 - Quiz
Bij de ziekte van Hashimoto raakt de schildklier ontstoken. Dit komt doordat het lichaam antistoffen aanmaakt die tegen de eigen schildklier werken. Hoe noemen we zo'n ziekte
A
Auto-immuunziekte
B
Reuma
C
Stofwisselingsziekte
D
Ziekte door letsel
Slide 21 - Quiz
Iemand heeft op zijn rode bloedcellen bloedfactor B. Welke bloedgroep heeft deze persoon?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0
Slide 22 - Quiz
Welke antistoffen heeft iemand met bloedgroep A in zijn bloedplasma?
A
Anti-A
B
Anti-B
C
Anti-A en anti-B
D
Geen antistoffen
Slide 23 - Quiz
Iemand heeft op zijn rode bloedcellen bloedfactor A en in zijn bloedplasma anti-B en antiresus. Welke bloedgroep heeft deze persoon?
A
Bloedgroep A-
B
Bloedgroep A+
C
Bloedgroep B-
D
Bloedgroep B+
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Drag question
Van wie kan iemand met bloedgroep 0 bloed krijgen?
A
Alleen van bloedgroep 0
B
Van iedereen.
Slide 26 - Quiz
Van wie kan iemand met bloedgroep AB bloed krijgen?
A
Van iemand met bloedgroep AB
B
Van iemand met bloedgroep A
C
Van iemand met bloedgroep 0
D
Van iedereen, elke bloedgroep kan.
Slide 27 - Quiz
Noa heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief. Hoeveel van de verschillende typen bloedfactoren(antigenen) uit het AB0 systeem bevinden zich op haar rode bloedcellen?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 28 - Quiz
Noa heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief en is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van de moeder?
A
Anti resus
B
Anti A en B
C
Anti resus en Anti A
D
Anti resus en Anti B
Slide 29 - Quiz
Noa is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0, die resuspositief is. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen Anti-A, Anti-B en antiresus bevat het bloed van het kind?
A
Anti resus
B
Anti resus en Anti B
C
Anti A
D
Anti B
Slide 30 - Quiz
Een arts had iets kunnen doen waardoor Noa haar kind (zie vorige vraag) niet de verschijnselen van een resuskind zou hebben gekregen. Wat had de arts dan moeten doen en op welk moment?
A
Tijdens de tweede zwangerschap antiresus toedienen in week 30 en net na de bevalling
B
Tijdens eerste zwangerschap Rh+ cellen toedienen aan de moeder.
C
Tijdens tweede zwangerschap Rh+ cellen toedienen aan de moeder.
D
Tijdens de eerste zwangerschap antiresus toedienen in week 30 en net na de bevalling
Slide 31 - Quiz
Daans bloedgroep wordt bepaald. Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt testvloeistof toegevoegd (zie afbeelding). Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels. Welke bloedgroep heeft Daan?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep B
D
Bloedgroep 0
Slide 32 - Quiz
Janneke heeft bloedgroep B. Welke testuitslag kan van Janneke zijn?