P1.4 Chapitre 1B Ecrire Brief schrijven - Lettre, conventions et structure

Chapitre 1
Grandes Lignes 
5 vwo

Semaine 4
1 / 52
next
Slide 1: Slide
FransEnseignement Secondaire

This lesson contains 52 slides, with text slides.

Items in this lesson

Chapitre 1
Grandes Lignes 
5 vwo

Semaine 4

Slide 1 - Slide

Jeudi 12 octobre
Aujourd'hui tu as besoin de :
un stylo
ton cahier
ton livre

Slide 2 - Slide

Devoirs de la semaine 4
Maak opdr. 20, 21, 22 en 24abcd (p.22-25). 
Leer Grammaire B et herhaal Vocabulaire AB (p. 24 + p. 42-43)
Maak alle opdrachten/oefentoetsen van LessonUp en lever alle opdrachten in ELO in.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

et utilise aussi les phrases de l'ex. 14c, p.18

Slide 7 - Slide

Donner son opinion 
Cliquez sur le lien
ici pour t'entrainer et avoir plus d'exemples.




Slide 8 - Slide

Objectifs
1 Ik kan een formele brief schrijven waarin ik onderbouwd mijn mening geef over een actueel onderwerp.

2 Ik kan mijn geschreven werk controleren op veelvoorkomende
grammaticale fouten.

+ Herhalen: Ik kan bijzinnen maken met 'qui', 'que' en 'dont'.

Littérature : SIMPLE
Lire le chapitre 2

Slide 9 - Slide

Zinsopbouw
Plus tard Anissa veut devenir infirmière à l'hôpital.

Slide 10 - Slide

Zinsbouw - de basis
  • Eenvoudigste zin = onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp
  • --> vaste volgorde in het Frans

  • De volgorde in het Nederlands kan anders zijn

Slide 11 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 1: Mijn opa is in het zwembad.

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = mijn opa
  • gez = is
  • l.v. = -
  • mw. vw. = -
  • bep. = in het zwembad 

Mijn opa is in het zwembad.
Mon grand-père est dans la piscine.

Slide 12 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 2: Gaat jouw broer morgen een croissantje kopen?

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = jouw broer
  • gez = gaat kopen
  • l.v. = een croissantje
  • mw. vw. = -
  • bep. = morgen
Gaat jouw broer morgen een croissantje kopen?

Ton frère va acheter un croissant demain?

Slide 13 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 3: Ik heb veel posters in mijn caravan.

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = ik
  • gez = heb
  • l.v. = veel posters
  • mw. vw. = -
  • bep. = in mijn caravan

Ik heb veel posters in mijn caravan.
J'ai beaucoup de posters dans ma caravane.

Slide 14 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 4: Zondag organiseren we een feest op de camping.

  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = we
  • gez = organiseren
  • l.v. = een feest
  • mw. vw. = -
  • bep. = op de camping

Zondag organiseren we een feest op de camping.
Dimanche on organise une fête.

Slide 15 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 5: Vorige week heb ik een tent aan mijn zus gegeven.
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = ik
  • gez = heb gegeven
  • l.v. = een tent
  • mw. vw. = aan mijn zus
  • bep. = vorige week

Vorige week heb ik een tent aan mijn zus gegeven.
La semaine dernière j'ai donné une tente à ma soeur

Slide 16 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 6: Wij willen het boek volgende week lezen.
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = wij
  • gez = willen lezen
  • l.v. = het boek
  • mw. vw. = -
  • bep. = volgende week

Wij willen het boek volgende week lezen.
Nous voulons lire le livre la semaine prochaine.

Slide 17 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 7: Onze ouders hebben twee kinderen
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = onze ouders
  • gez = hebben
  • l.v. = twee kinderen
  • mw. vw. = -
  • bep. = -

Onze ouders hebben twee kinderen.
Nos parents ont deux enfants.

Slide 18 - Slide

Nakijken opdr zinsbouw

Zin 8: Heb jij je (camping)plek niet gereserveerd?
  • onderwerp =
  • gezegde =
  • lijdend voorwerp =
  • meewerkend voorwerp =
  • bepaling =
  • ow = jij
  • gez = heb gereserveerd
  • l.v. = je (camping)plek
  • mw. vw. = -
  • bep. = niet

Heb jij je (camping)plek niet gereserveerd?
Tu n'as pas réservé ton emplacement?

Slide 19 - Slide

Zinsbouw - de basis
Mijn vader      |     heeft         |          een nieuwe auto.
Mon père        |    a                  |           une nouvelle voiture.

onderwerp    |     gezegde   |     lijdend voorwerp


Het gezegde bestaat in deze zin uit 1 werkwoord

Slide 20 - Slide

Zinsbouw - de basis
Mijn vader      |     heeft         |          een nieuwe auto           | gekocht.
Mon père        |    a         (1)         |   acheté    (2)     |        une nouvelle voiture.

onderwerp    |     gezegde  (deel 1 in Frans)  |   gezegde (deel 2 in Frans)  lijdend voorwerp

Het gezegde bestaat in deze zin uit 2 werkwoorden, deze blijven bij elkaar staan

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Zinsbouw - de basis
"Normale" Franse zin:
Mijn vader      |     heeft         |          een nieuwe auto.
Mon père        |    a                  |           une nouvelle voiture.

  • Een bepaling (bijvoorbeeld van tijd --> demain, aujourd'hui, maintenant, etc) komt in een Franse zin vooraan te staan. (vaste volgorde)
  • Demain  | mon père  | va acheter  | une voiture.
  • NL: Morgen | gaat (1) | mijn vader | een auto | kopen (2).


Slide 23 - Slide

Zinsbouw. De ontkenning
  • In het Frans bestaat de ontkenning meestal uit 2 onderdelen:
  • ne                                                                                     (voor persoonsvorm)
  • en pas (encore) / plus / rien / jamais / etc.    (achter persoonsvorm)


ne ... pas               = niet/geen
ne ... pas encore = nog niet
ne ... plus              = niet meer
ne ... rien               = niets
ne ... jamais          = nooit

Slide 24 - Slide

Zinsbouw. De ontkenning (1/2)
  • In het Frans bestaat de ontkenning meestal uit 2 onderdelen: ne ... pas

  • Woordvolgorde Frans:
Onderwerp | ontkenning "ne" | gezegde | ontkenning "pas" | lijdend voorwerp
Ma mère | n'   | aime  | pas | le poisson.

  • Woordvolgorde Nederlands:
Onderwerp      | gezegde   | ontkenning   | lijdend voorwerp/rest vd zin
Mijn moeder   |   houdt  | niet  | van  | vis.

ne ... pas               = niet/geen
ne ... pas encore = nog niet
ne ... plus              = niet meer
ne ... rien               = niets
ne ... jamais          = nooit

Slide 25 - Slide

Zinsbouw. De ontkenning (2/2)
  • Bij de ontkenningen niemand (personne ne) & niets (rien ne) --> komt het 2e deel na het hele gezegde



Slide 26 - Slide

Oefenopdrachten schrijven

1) Schrijf 5 dingen op betreffende het milieu waar je je zorgen om maakt / zou kunnen maken. Maak de zinnen af met steeds andere milieuzorgen.

a. Je m’inquiète pour / parce que …
b. Je me fais des soucis pour / parce que …
c. Je crains que …
d. Je pense que dans dix ans (futur!) …
e. J’ai peur que dans dix ans (futur!) …


Slide 27 - Slide

Oefenopdrachten schrijven

2) Schrijf drie dingen op die jij doet voor het milieu.

3) Schrijf twee dingen op die jij ook nog kunt doen.

4) Kies 5 items uit de volgende onderwerpen en geef je mening. Je mag ook zelf een milieu-verbeterende maatregel kiezen waar je wat over wilt vertellen. Vertel wat je nuttig vindt of juist niet nuttig en leg uit waarom.


Slide 28 - Slide

Oefenopdrachten schrijven

Différents thèmes:

les parcs éoliens / la voiture électrique / le triage des dêchets / le nettoyage des océans / recycler et réparer des produits / acheter des produits écologiques / ne plus manger de viande / favoriser le transport en commun / …


Slide 29 - Slide

Chapitre 1B Ecrire

Objectif: Ik kan een formele brief schrijven waarin ik onderbouwd mijn mening geef over een actueel onderwerp.

Faire les exercices 27 et 28, pages 28-29

Slide 30 - Slide

Conventions de correspondance

Slide 31 - Slide

Écrire une lettre
een brief schrijven

Slide 32 - Slide

Start met:
Voorbereiding:
- een brief in het Nederlands
- een brief in het Frans

Slide 33 - Slide

Lochem, le 29 mars 2021
Aanhef: beste ...
de brief zelf: inhoud
nbjhfsghdgbdg   mbjdygiud  shdydgfiuh hfudgij  dfhguygfi.
jdckjvb jkshcfuy jhc jhfgh g lkdjfhg iuh jvj jn jhd k.
kjhfdgj . jsdjhgdh,nbchgj,  bcjhghfnvdiufhgnjvhfvjkkh.
afsluiting: 
+ naam!

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Start met:
Voorbereiding:
- Wat moet ik doen?
- Waar moet ik over schrijven?
- schrijf alle zinnen alvast op kladpapier...

Slide 37 - Slide

Tuyaux pour écrire, page 29

Slide 38 - Slide

Écrire: Adviezen geven
  • Welke uitdrukkingen / zinsstarters kennen jullie nog, die je kan gebruiken om advies te geven?

  • Bijvoorbeeld: Tu devrais... / À ta place, je... / Je te conseille de... / Tu dois... / Ce que je ferais, c'est...

Slide 39 - Slide

Écrire: Praten over een gelezen artikel
  • J’ai lu un article, intitulé … dans …
  • Dans cet article, on parle de / il s’agit de …
  • Dans l’article, on peut lire que …
  • Le problème est que …
  • Il s’avère que …
  • L’auteur présente des théories sur / explique le phénomène de / dresse une liste de …
  • Cet article m’intéresse parce que …
  • J’ai choisi cet article parce que …
  • L’auteur est d’opinion que …
  • Je (ne) suis (pas) d’accord avec l’auteur / l’argument / … parce que …

Slide 40 - Slide

Écrire: lettre formelle
  • Welke onderdelen staan in een formele brief?

  • Welke formele aanheffingen en afsluitingen ken je? 

Slide 41 - Slide

Écrire: La lettre formelle
  1. Ton adresse;
  2. L'adresse du destinataire (=ontvanger)
  3. Lieu + date 
  4. Sujet
  5. Salutation: formule de politesse
  6. Introduction : Motivation pour la lettre
  7. Ton contenu
  8. Formule de politesse
  9. Ton nom + signature

Slide 42 - Slide

Écrire: formules de politesse
  • Aanhef: Monsieur le proviseur / Monsieur, Madame / Chère Madame / Cher Monsieur
  • Formule de politesse: Je vous remercie d'avance pour votre réponse et votre temps / Merci à l'avance / Merci pour votre compréhension
  • Afsluiting: Cordialement / Salutations cordiales / Bien cordialement

Slide 43 - Slide

Écrire: overige tips
  • Probeer zo veel mogelijk woorden te gebruiken die je al kent: je leert niet voor niets Voca A, B en C!

  • In je woordenboek staat vaak aangegeven wat voor woordsoort een woord is: gebruik dit, om te voorkomen dat je bijvoorbeeld een werkwoord als zelfstandig naamwoord gebruikt. 

Slide 44 - Slide

Écrire: overige tips
  • Lees goed de opdracht door. Probeer in jouw eigen tekst de gevraagde onderdelen letterlijk over te nemen.

Slide 45 - Slide

Écrire: overige tips
Bijvoorbeeld:
- Opdracht: Réagis aux questions posées par l'auteur.
-
Question: Vous voulez participer au concours anti-gaspillage?
- Réaction: A mon avis, il faudrait récupérer la nourriture qui n'est pas vendue pour cuisiner ensemble avec... Ce serait une action très écologique, parce que...

Slide 46 - Slide

Au travail !
Quoi?
Faire l'exercice de l'écriture.
Avec qui?
Individuellement.
Besoin d'aide?
- Dictionnaire en ligne: 
Temps?

Pourquoi?
Afin de pratiquer écrire.
Fini?
- Apprendre pour le test.
timer
10:00

Slide 47 - Slide

Envoie ton texte sur ELO. Bonne chance !

Slide 48 - Slide

Cours de révision

Slide 49 - Slide

Le pronom relatif

qui/que/dont


tu te souviens? 

Slide 50 - Slide

Clique ici pour t'entraîner sur "qui, que, dont". 




https://quizizz.com/join/quiz/5a0c6c7d9085881000e8dd6d/start?studentShare=true

Slide 51 - Slide

Devoirs de la semaine 5
Maak opdr. 28 (in ELO), 37 en 38 (p.  35-37)
Leer Grammaire C

Maak alle opdrachten/oefentoetsen van LessonUp en lever alle opdrachten in ELO in.


Slide 52 - Slide