t.m trap GROEN: zinnen schrijven

• Nederlands
• Secundair onderwijs

Noteer het participium

Vanmorgen heb ik
mijn GSM (verliezen).

Ik heb het hele weekend ziek in mijn bed (liggen).

Mijn buurvrouw is naar Merchtem (verhuizen)

De lerares heeft de les goed (uitleggen)

Heb jij het vlees (bakken)?

De baby heeft zijn knuffel (meenemen) naar zijn bed.

We hebben veel (lachen).

We hebben een mooie dag (hebben).
De kinderen hebben (zwemmen).

De tandarts heeft
mijn tand (trekken)

Formuleer een correcte zin

S + V (hebben/zijn)

mooie kleren kiezen
Mijn vriendin en ik

meubelen kopen
ik met mijn familie

Formuleer een correcte zin

INVERSIE

ik - zondagmiddag
- mijn ouders bezoeken

mijn zoon - Vanmorgen
van de trap vallen

Subject = Het kind -> Het kind heeft zijn arm gebroken.

Subject = De arm   -> De arm is gebroken. (de status)

Subject = Het -> Het heeft gevroren. (het weer)

Subject = het raam -> Het raam is bevroren. (de status)