Stelt een ondersteuningsplan op P3-K1-W1

P3-K1-W1 
Stelt een ondersteuningsplan op 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnHBOStudiejaar 3,4

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

P3-K1-W1 
Stelt een ondersteuningsplan op 

Slide 1 - Slide

Programma
  • Vragen?
  • Ondersteuningsplan: levensdomeinen
  • De 8 domeinen van Schalock 
  • Opzet en structuur ondersteuningsplan
  • Inhoud ondersteuningsplan

  • Ontwikkelingsfasen van Dosen in beeld: fase 3
  • Casus
  • Keuzedeel & WPL

Slide 2 - Slide

Ondersteuningsplan
Een ondersteuningsplan vormt de basis voor professioneel en methodisch handelen is daarmee een belangrijk middel om de kwaliteit van de zorg en ondersteuning te verbeteren.

In het plan staan alle afspraken die de cliënt en de zorgorganisatie samen maken op de verschillende levensdomeinen.

Slide 3 - Slide

PB' ers versus het ondersteuningsplan
Persoonlijk Begeleiders worden door de inhoud van het ondersteuningsplan gestuurd in het handelen  en de doelgerichtheid in hun werk 

Slide 4 - Slide

De 8 domeinen van kwaliteit van bestaan van Schalock
Mensen met een beperking zijn volwaardige medeburgers. Ze hebben recht op een volwaardige positie in de samenleving. Ondersteuning die geboden wordt moet gericht zijn op kwaliteit van bestaan. Wat kwaliteit van bestaan is kan voor iedereen persoonlijk verschillen.

Prof. Dr. Bob. Schalock (1999) komt tot een indeling van acht domeinen om kwaliteit van bestaan te benoemen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

POS
Vragenlijst POS Personal Outcome Scale 

De POS is een vragenlijst, die de kwaliteit van bestaan van een persoon meet op basis van specifieke indicatoren.
Deze indicatoren zijn verbonden aan de acht kerndomeinen van kwaliteit van bestaan! Mede op basis hiervan kan het ondersteuningsplan tot stand komen. 

Slide 8 - Slide

Een ondersteuningsplanscyclus is een basis voor het leveren van kwaliteit
In de gehandicaptenzorg wordt een ondersteuningsplan periodiek bijgesteld met als doel dat de zorg goed aangesloten blijft op de vraag van de cliënt.

Bespreken->Vaststellen->Uitvoeren->Evalueren->Bespreken...

Slide 9 - Slide

Wat beschrijft het ondersteuningsplan?
Met betrekking tot de 8 levensdomeinen

  • De wensen
  • De mogelijkheden

  •  De beperkingen
  • Eigen regie (wat kan de cliënt zelf)
  • Ondersteuningsdoelen (waarbij heeft de cliënt ondersteuning nodig)

Slide 10 - Slide

(Mogelijke) indeling ondersteuningsplan
  1. Algemene gegevens van de cliënt
  2. Algemene gegevens over het ondersteuningsplan
  3. Levensverhaal en persoonsbeeld
  4. Perspectief en hoofddoelen
  5. Activiteiten, afspraken en gewenste bejegening
  6. (Tussentijdse) evaluatie en rapportage 

Slide 11 - Slide

Verschillende ontwikkelingsfasen van "Dosen" 
in beeld
Het krijgen van een sociaal-emotioneel beeld van de cliënt 

Kernvragen
  • Op welk sociaal-emotioneel niveau functioneert jouw cliënt?
  • Welke fase past bij jouw cliënt?
  • Welke begeleidingsstijl past hierbij?

Slide 12 - Slide

5 ontwikkelingsfasen van Dosen
Fase 1 Adaptiefase (0-6 maanden)
Fase 2 eerste socialisatiefase (6-18 maanden)
Fase 3 Eerste individualisatiefase (18-36 maanden)
Fase 4 identificatiefase (3-7 jaar)
Fase 5 Realiteitsbewustwordingsfase (7-12 jaar)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Inbreng praktijk casus

Slide 15 - Slide

Fase 3

Autonomie versus afhankelijkheid 

Slide 16 - Slide

Eerste individuatiefase 
Het kind beseft in deze fase steeds meer dat het een eigen persoontje is dat los van de vertrouwde volwassene bestaat. Autonomie en individuatie staan centraal. Het kind krijgt een eigen wil, ontdekt het woord ‘nee’ en het woord ‘ik’, wil alles zelf doen, wil invloed op zijn omgeving uitoefenen, maar heeft toch nog steeds graag de volwassene op een afstandje. Het liefst in zicht. Dat heeft het kind nodig om zich veilig te voelen.


Slide 17 - Slide

Eerste individuatiefase
Deze leeftijdsfase is niet gemakkelijk: zelf doen en zelf ontdekken staan centraal, ook die dingen die het nog niet zelf kan. Beperking van de eigen wil leidt makkelijk tot frustratie en driftbuien. Soms zo hevig dat ze er zelf bang van worden. Bang voor de boze woorden die er dan vallen, bang om afgewezen te worden en bang je te verliezen.

Het kind heeft gevoelens van trots, angst, verdriet, jaloezie en liefde. Woede en agressie zijn op
personen gericht, vooral op diegenen die het belemmeren in het uitvoeren van zijn eigen wil, maar is nog heel ongericht. Verder is het kind in deze fase bang voor beschadiging van eigen lichaam

Slide 18 - Slide

Passende begeleidingsstijl (1)
Begeleiding is in deze fase gericht op het vergroten van autonomie, echter binnen duidelijke grenzen en een aangegeven structuur. Een evenwicht vinden tussen zelfbepaling van de cliënt en het aanbieden van grenzen is van groot belang. In de eerste individuatiefase overheerst de individuele benadering maar met bewust gehanteerde leermomenten in de groep. Nabijheid is nodig zonder als onnodig betuttelend te worden ervaren. Deze dient om te corrigeren of bij te sturen op basis van gemaakte regels en afspraken. Tijdens momenten van begeleiding op afstand kan er ervaring opgedaan worden met meer zelfstandig functioneren.

Slide 19 - Slide

Passende begeleidingsstijl (2)
De omgeving biedt nog duidelijk begrenzing, al is tevens stimulering van gedrag punt van aandacht. Een vertrouwensrelatie wordt opgebouwd en in stand gehouden door een benadering die een zekere houvast biedt. Een dergelijke relatie kan in de begeleiding bewust gebruikt worden. Duidelijkheid voorkomt verwarring. Je bent voorspelbaar en betrouwbaar waardoor de ander zich veilig voelt. Bij die duidelijkheid hoort ook dat je geen verzet oproept door een handeling te vragen als je wilt dat het gebeurt. Bijvoorbeeld “kom we gaan” in plaats van “ga je mee?” of “kom, we gaan eten” in plaats van “kom je eten?”. Zorg dat de boodschap duidelijk en helder is; geef aan welke handeling je verwacht.

Slide 20 - Slide

Passende begeleiding (3)
Omdat er nog geen sprake is van een intern geweten, wordt de boosheid van de begeleider alleen op dat moment vervelend gevonden. Verwacht dus geen blijvend schuldbesef. De aanwezigheid van de begeleider en de begeleiding van het gedrag blijven nodig, elke dag weer opnieuw.

Scheidingsangst speelt in deze fase een belangrijke rol. Het hoogtepunt wordt bereikt in de eerste helft van het tweede jaar maar loopt door tot in het derde levensjaar. Aanwezigheid hoeft weliswaar niet meer zo letterlijk nabij als in de voorgaande fase, maar het is belangrijk dat er gereageerd wordt op signalen. 

Slide 21 - Slide