Herhalen grammatica P.2 1KB

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Herhalen grammatica P.2 

1KB

Wat is een werkwoord?

Kunnen is een werkwoord

1. Waar
2. Niet waar

Kast is een werkwoord

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het werkwoord:
'Ik ga zo naar school'

Wat is het werkwoord in:
'In de kantine kun je broodjes kopen'

Lidwoorden

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

1. Mensen/dieren/dingen /planten
2. Dingen die je kan doen
3. De/het/een

Hoe weet je of een woord een zelfstandig naamwoord is?

Wat is het zelfstandig naamwoord in:
'Het is bijna kerstvakantie'

Wat is het zelfstandig naamwoord in:
'Ricky fietst alleen'

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord

1. Waar
2. Niet waar

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
'Het oude huis'

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
'De auto is geel'

Hoe schrijf ik het:
'Het ... wegdek' (nat)

Hoe schrijf ik het:
'De ... toerist' (Japan)

Een voorzetsel staat altijd voor een lidwoord & zelfstandig naamwoord

1. Waar
2. Niet waar

Wat is het voorzetsel in:
'Ik sta naast de kast'

Wat is het voorzetsel in:
'Ik ben er weer voor de pauze'

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Zet leestekens en hoofdletters:
voor twintig euro mag je mijn box overnemen'

Zet leestekens en hoofdletters:
'wat is het nieuwste boek van mirjam mous prachtig'

Deze/die hoort bij

1. De-woorden
2. Het-woorden

Dit/dat hoort bij

1. De-woorden
2. Het-woorden

De of het:
Ongeluk

1. De
2. Het

Hoe schrijf ik:
Het cadeau

1. Dit
2. Dat
3. Die
4. Deze

Hoofdletters

jumbo is met hoofdletter

1. Waar
2. Niet waar

oktober is met hoofdletter

1. Waar
2. Niet waar

Hoe kom je erachter of je een woord met -d of -t schrijft

Hoe schrijf ik:
Bestan...

Hoe schrijf ik:
muggenbul...

Leren

- Cursus 5 paragraaf 1, 3, 5 en 7

- Cursus 6 paragraaf 1 en 2

- Cursus 7 paragraaf 1, 2 en 3