Thema 3, week 2 Les 6a, Reizen

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

vakantie

lesdoel

Ik leer twaalf woorden over reizen.

bezichtigen

iets bekijken

Wij gingen in de vakantie een ruïne van een kasteel bezichtigen.

de excursie

     een korte reis waar je iets van leert

Dit meisje gaat op excursie naar de piramides.

de handbagage

     spullen die je zelf meeneemt in het vliegtuig

Je mag maar een kleine koffer meenemen als handbagage in het vliegtuig.

overnachten

     ergens blijven slapen

Onderweg naar Frankrijk overnachten wij in een hele special tent. Deze tent heet een yurt.

de parasol

     een grote paraplu die je beschermt tegen de zon

Wij nemen altijd een parasol mee naar het strand.

pootjebaden

met blote voeten in het water zitten

Als het warm is en ik niet kan zwemmen ga ik lekker pootjebaden.

de reisleider

     iemand die een vakantie regelt voor een groep mensen en vertelt over de plek

Onze reisleidster kun je duidelijk herkennen aan haar kleding.

de rondvaart

     een tocht op een boot waarbij je informatie krijgt over het gebied

Het jij wel eens een rondvaart gemaakt over de Amsterdamse grachten.

de strandstoel

     een stoel die je gebruikt om op strand te zitten

Ik lig liever in een strandstoel dan op een handdoek.

het vakantieoord

  de plaats waar je naartoe gaat op vakantie

Als wij aankomen op het vliegveld brengt een taxi ons naar het vakantieoord. Hier blijven wij drie weken.

de vlucht

een reis met een vliegtuig

Vorig jaar ben ik in in Thailand geweest. De vlucht duurde 14 uur.

zonnebaden

in de zon liggen om bruin te worden

Je moet niet te lang zonnebaden want anders kun je verbranden.

we gaan naar snappet

 Thema 3, week 1

Les 1a

We kijken samen naar opgave 1D

https: