Gezondheidsbevordering mod 4 - ontwikkelingspsychologie 1 intro tot 18 maanden

Gezondheidsbevordering en preventie
 
Module 4: ontwikkelingspsychologie
les 1
1 / 35
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Gezondheidsbevordering en preventie
 
Module 4: ontwikkelingspsychologie
les 1

Slide 1 - Slide

Inleiding
Als verzorgende is het belangrijk dat je om leert gaan met mensen van verschillende leeftijden en in verschillende ontwikkelingsfasen, zodat je hierop af kunt stemmen. 

bv handen wassen:
een peuter leer je de handeling
een volwassene vertel je ook waarom het belangrijk is

Slide 2 - Slide

Ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelen betekent groeien, waarbij je talenten leert kennen en kunt gebruiken en vaardigheden aanleert.
Psychologie is de wetenschappelijke studie van het gedrag en de manier van denken van mensen.
Ontwikkelingspsychologie: Wetenschap die de ontwikkeling van de mens in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling bestudeert.

Slide 3 - Slide

3 gebieden van ontwikkeling
groeien: dit is de lichamelijke groei;
leren: dit is het verwerven van theoretische, praktische en sociale kennis en vaardigheden;
rijping: dit is 'ergens aan toe zijn', je bent eraan toe om wel of niet iets te leren.

Slide 4 - Slide

De klassieke ontwikkelingspsychologie
ontwikkeling van kind tot volwassene

invalshoeken:
- De kalenderleeftijd (bv rond 12 mnd gaan praten)
- De biologische leeftijd (vgl auto)
- De sociale omgeving (bv je woonomgeving)

Slide 5 - Slide

De levenslooppsychologie
In de levenslooppsychologie kijk je naar de invloed die een gebeurtenis zoals een scheiding, heeft op iemands ontwikkeling. Je kijkt naar alle ingrijpende gebeurtenissen in iemands leven, zoals gezondheidsproblemen, echtscheiding, trauma's of het overlijden van een ouder. 
Bij heftige gebeurtenissen kan de ontwikkeling (tijdelijk) stil komen te staan.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Ontwikkelingsgebieden

- de fysieke en motorische ontwikkeling
- de cognitieve ontwikkeling
- de psychosociale ontwikkeling

Slide 8 - Slide

De fysieke en motorische ontwikkeling
- vooral de eerste 4 jaar
- afhankelijk van aanleg en omgeving

* grove motoriek (lichaamscoördinatie, balans, bewegen)
* fijne motoriek (vnl functioneren handen)

SPELEN is stimuleren motoriek!

Slide 9 - Slide

De fysieke en motorische ontwikkeling
Fysieke en motorische ontwikkeling heeft ook een positief effect op andere gebieden. 
- na bewegen kun je je beter concentreren
- bewegend leren
- skills inzetten (bv schrijven)

Slide 10 - Slide

De cognitieve ontwikkeling
- het denken en de intelligentie

- de creativiteit
- het waarnemen van alles om je heen
- de fantasie

Cognitie stimuleren - hersenverbindingen - leren en inzicht


Slide 11 - Slide

Hoe leren kinderen?
Door de wereld te onderzoeken en eigen beeld te vormen (Jean Piaget)
Het sensori-motorische stadium, 0-2 jaar (zintuigen)
Het pre-operationele stadium, 2-7 jaar (egocentrisch, orde aanbrengen)
Het concreet-operationele stadium, 7-11 jaar (systematisch en logisch nadenken)
Het formeel-operationele stadium, vanaf 12 jaar (abstract nadenken en redeneren)

Slide 12 - Slide

De psychosociale ontwikkeling
- omgaan met anderen
- imitatie (vadertje en moedertje spelen)
- vriendschappen (onderbouw: zelfde spel; bovenbouw: persoonsgericht)

Slide 13 - Slide

Ontwikkelingsfactoren
Ieder ontwikkelt zich op een eigen manier.

Interne factoren: vaardigheden en beperkingen, bv intelligentie, lichaamsbouw of handicaps.

Externe factoren: omgeving en omstandigheden 
Zelfbepaling: je hebt zelf de mogelijkheid om richting te geven aan je eigen ontwikkeling. Jij bent de baas over jouw keuzes die je maakt in het leven.

Slide 14 - Slide

Afra heeft haar diploma gehaald maar gaat nog niet studeren. Ze gaat eerst een grote droom verwezenlijken: een jaar backpacken in Australië en Nieuw-Zeeland.
A
externe factor
B
interne factor
C
zelfbepaling

Slide 15 - Quiz

Beriwan heeft autisme. In sociale situaties reageert hij anders dan de meeste kinderen. Het is hem daarom nog niet gelukt om een kameraadje te vinden om in de pauze of na schooltijd mee te spelen.
A
externe factor
B
interne factor
C
zelfbepaling

Slide 16 - Quiz

Esther (8 jaar) groeit op in armoede. Haar ouders hebben geen geld om haar te laten deelnemen aan sportclubs of muziekles.
A
externe factor
B
interne factor
C
zelfbepaling

Slide 17 - Quiz

Marnix (18 jaar) is bijna twee meter lang. Dit levert hem een groot voordeel op bij het basketballen. Hij zit dan ook in het selectieteam.
A
externe factor
B
interne factor
C
zelfbepaling

Slide 18 - Quiz

Ontwikkelingsfasen
Erik Erikson: ontwikkeling als een levenslang proces. 
acht fasen 
In elke fase staan een conflict, ook wel levenstaak, centraal én aan te leren vaardigheden om dit conflict op te lossen. 
Wanneer het conflict opgelost is kan iemand door naar de volgende fase.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

0-18 maanden
Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder. Het is belangrijk dat een baby vanaf de geboorte ervaart dat de opvoeders er voor hem zíjn en dat ze op hem reageren als hij huilt.
Een kind dat zich niet veilig voelt, heeft niet zo'n grote drang tot ontdekken en zal ook minder zelfvertrouwen ontwikkelen. Dit veilig voelen heeft effect op de hechting van een kind.

Slide 22 - Slide

Wat is nodig voor een goede hechting?
Dat signalen van een kind (huilen, fronzen, lachen) begrepen worden en dat hierop gereageerd wordt (troosten, geruststellen, teruglachen).

Als signalen worden begrepen ontstaat vertrouwen. Bijvoorbeeld het kind merkt dat hij getroost wordt of dat er hulp komt wanneer hij in paniek is.

Slide 23 - Slide

Waardoor kan het misgaan?
Een kind moet langere tijd in een couveuse liggen.
De moeder heeft een post-partumdepressie.
Er vinden ingrijpende life-events plaats.
Er is een ziekenhuisopname van een kind of de ouder.
Er zijn relatieproblemen bij de ouders.
Er is psychische problematiek bij een van de ouders.
De ouders hebben eigen hechtingservaringen; een hechtingsstijl wordt vaak overgedragen naar volgende generaties.

Slide 24 - Slide

Hoe herken je onveilige hechting?

druk en chaotisch;                            weinig vaste relaties, vluchtige contacten;
snel boos en/of agressief;             aantrekken en afstoten van anderen;
aangepast gedrag;                            twee gezichten: thuis anders dan op school;
erg lichamelijk aanhankelijk;        teruggetrokken;                    
oppervlakkig in contact;                 gespannen, nerveuze blik;
manipuleren binnen relaties;       wantrouwen naar volwassenen;
problemen met het aanvaarden van gezag.

Slide 25 - Slide

Cirkel van veiligheid voor verzorgenden

Slide 26 - Slide

Leefstijl heeft invloed op de biologische leeftijd.

A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

In de pubertijd vindt de grootste fysieke groei plaats.

A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

De fijne motoriek van een kind stimuleer je door hem over een evenwichtsbalk te laten lopen.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

De motorische ontwikkeling van jonge kinderen stimuleer je door hen veel te laten spelen.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Kinderen van 2-7 jaar ontwikkelen zich op cognitief gebied door de wereld te verkennen met hun zintuigen.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

Imitatie speelt een grote rol bij het ontwikkelen van sociale interactie bij kinderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Prikkelen van de fantasie van kinderen stimuleert extra de hersenen en bevordert het leren.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Een aangeboren afwijking is een externe factor die invloed heeft op de ontwikkeling van een kind.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide